Als de regering onze veiligheid én onze mensenrechten serieus neemt, dan gaat ze terug naar de tekentafel en past ze de Sleepwet aan.

Sleepwet: Waar maakt Amnesty zich zorgen over?

De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, ook Sleepwet genoemd, bedreigt onnodig onze privacy en vrije meningsuiting. De regering hoort haar burgers en de democratische rechtstaat te beschermen tegen dreigingen. Daarvoor hebben de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten voldoende bevoegdheden nodig om die dreigingen te kunnen onderzoeken. De maatregelen die getroffen worden – de wetten die gemaakt worden om de democratische rechtstaat en haar burgers te beschermen tegen aanslagen en andere dreigingen – moeten niet de rechten en vrijheden die diezelfde democratische rechtstaat biedt, ondermijnen.

Het sleepnet

Met de nieuwe wet mogen de diensten met een ‘sleepnet’ straks ook communicatie via de kabel stelselmatig en op grote schaal onderscheppen. Dus ook de gegevens van grote groepen mensen die geen bedreiging vormen voor de samenleving. Hoe vrij voel jij je dan nog om je mening te delen via e-mail of WhatsApp, of je medische gegevens?

Als je niets verkeerd hebt gedaan, waarom wordt jouw privacy dan niet gerespecteerd? Dat is een terechte vraag. Durf je ‘jihad’ nog als zoekterm te gebruiken om jezelf te informeren? Meld je wantoestanden bij de overheid nog aan een journalist als je weet dat het gesprek via het sleepnet kan worden onderschept? Je hebt niet in de hand welke conclusies die diensten trekken uit de gegevens die ze verzamelen. En regeringen wisselen elkaar af. Je weet dus niet wie het straks voor het zeggen krijgt en welke gegevens dan interessant zijn.

De toezegging van de minister in het regeerakkoord dat ‘van het willekeurig en massaal verzamelen van gegevens van burgers in Nederland en het buitenland geen sprake kan, mag en zal zijn’ is betekenisloos. In een rechtstaat is legitiem overheidsoptreden immers nooit willekeurig. De overheid schrijft geen willekeurige boetes uit en legt geen willekeurige belastingen op. En het massaal verzamelen van gegevens is juist wat beoogd wordt met de sleepnetbevoegdheid. Dat blijkt uit de reactie van het vorige kabinet op een amendement van D66.

Volgens zowel de huidige als de nieuwe wet mogen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten gericht kabel- en niet-kabelgebonden communicatie onderscheppen. Gericht betekent hier dat het moet gaan om communicatie van een specifiek persoon, organisatie of technisch kenmerk (zoals een telefoonnummer). Ongericht onderscheppen mag nu ook al, maar alleen niet-kabelgebonden communicatie, zoals satelliet- en radioverkeer. De nieuwe wet noemt dit laatste nu onderzoeksopdrachtgerichte interceptie, waarbij straks ook communicatie via internet onderschept mag worden. Gegevens die niet relevant zijn voor het onderzoek waarvoor ze verzameld zijn óf die in het kader van een andere onderzoeksopdracht zijn verzameld, moeten zo snel mogelijk vernietigd worden. Gegevens die niet op relevantie zijn onderzocht mogen drie jaar bewaard worden. Deze gegevens mogen gebruikt worden in metadata-analyses en mogen volgens de wet uitgewisseld worden met buitenlandse diensten.

Toezicht achteraf

De toezichthouder zou achteraf een bindend oordeel moeten kunnen geven over de rechtmatigheid van het handelen van de diensten (houden ze zich aan de wet?). In een vrije, democratische samenleving is het belangrijk dat iedereen zich aan de spelregels houdt. In een vrije maatschappij controleert die samenleving de overheid. De aard van het werk van inlichtingen- en veiligheidsdiensten maakt die controle echter lastig. Ze werken immers in het geheim. Daarom is het van groot belang dat er een externe, onafhankelijke, onpartijdige toezichthouder is die bindend kan oordelen of de geheime diensten hun activiteiten rechtmatig hebben uitgevoerd. Dat garandeert dat er wordt getoetst op machtsmisbruik.

Deze externe toezichthouder bestaat al: de CTIVD, de Commissie van Toezicht voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Als een onderzoek naar het handelen van de geheime diensten is afgerond, deelt de CTIVD de bevindingen met de minister en met de Tweede Kamer. Maar deze bevindingen zijn niet bindend: de minister kan ze naast zich neerleggen. Dus als de CTIVD constateert dat de geheime diensten hun activiteiten onrechtmatig uitvoeren, dan kan deze de diensten niet bevelen om met de activiteiten te stoppen en de gegevens die onrechtmatig verzameld zijn te vernietigen.

Rechterlijke toets vooraf

Het is een stap vooruit dat de regering in de wet het toezicht voordat bepaalde bevoegdheden worden ingezet, heeft versterkt door een aparte Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) in te voeren. Volgens de wet moet de minister voor de inzet van de meeste surveillancebevoegdheden aan de diensten toestemming geven en toetst de TIB vervolgens of de minister zich aan de wet houdt. Concludeert de TIB dat de minister niet rechtmatig heeft gehandeld, dan vervalt de toestemming.

De toetsing door de TIB is met minder waarborgen omkleed dan wanneer de rechter hierover moet oordelen. Die wordt immers voor het leven benoemd én maakt geen onderdeel uit van de uitvoerende macht. Daarnaast is Amnesty van mening dat de rechter het best in staat is om tot een oordeel te komen op het verzoek van de diensten om bepaalde bevoegdheden in te zetten. De TIB daarentegen toetst enkel de toestemming van de minister. De rechter kan daarbij externe deskundigen raadplegen waar nodig. In elk geval zou het beginsel van hoor en wederhoor toegepast moeten worden.

In de wet is alleen voorafgaande toetsing door een onafhankelijke rechter (bij de rechtbank in Den Haag) verplicht wanneer brieven worden geopend, wanneer de communicatie tussen advocaten en hun cliënten wordt afgeluisterd of om de bronnen van journalisten te achterhalen. Maar voor bijvoorbeeld het hacken of afluisteren van een persoon of organisatie is geen toestemming van de rechter nodig. Amnesty vindt dat hier altijd een rechter aan te pas moet komen.

Gegevensuitwisseling

Jouw gegevens kunnen in verkeerde handen komen. De wet staat toe dat gegevens die ongefilterd zijn, gedeeld mogen worden met buitenlandse geheime diensten, dus zonder te weten waar ze precies over gaan. De wet staat zelfs toe dat die gegevens gedeeld mogen worden met landen waar mensen worden onderdrukt. Dat kan grote gevolgen hebben. Zo weten we dat sommige regeringen privéinformatie gebruiken om journalisten of bloggers tegen te werken, activisten te vervolgen, homoseksuelen en lesbiennes te discrimineren en de vrije meningsuiting te onderdrukken.

Ook jouw gegevens mogen niet in verkeerde handen terechtkomen. Wellicht denk je ‘ik heb niets te verbergen, dus wat maakt het uit.’ Dat klinkt logisch, maar informatie die voor jou onschuldig is, kan voor een regering verdacht materiaal zijn. Welke waarborgen zijn er in het ontvangende land? Hoe lang mogen de gegevens daar bewaard worden? De Nederlandse toezichthouder heeft wel zicht op welke gegevens gedeeld worden, maar kan niet nagaan waar ze daadwerkelijk voor worden gebruikt.

Stel: Er is een onderzoek naar mensen die in Syrië de strijd van Islamitische Staat steunden en mogelijk willen terugkeren naar ons land. De communicatie vanuit Syrië met een bepaalde stad in Nederland wordt hiervoor onderzocht. Omdat terugkeerders geregeld via Turkije naar Nederland terug proberen te komen, vraagt de Nederlandse dienst aan de Turkse geheime dienst aanvullende informatie over deze mensen. Die wil de Turkse dienst wel geven, mits ze daar de door Nederland onderschepte gegevens voor terug krijgen. Het kan dus gebeuren dat jouw kritische berichten over Turkije of over Erdoğan worden gedeeld met Turkije. Voor de Nederlandse inlichtingendienst AIVD zal dit niet zo interessant zijn, maar voor de Turkse geheime dienst mogelijk wel. Vooral als je een Turkse achtergrond hebt, zou dat gevolgen kunnen hebben voor jouw volgende bezoek aan Turkije. Daarom zegt Amnesty: deel nooit ongefilterde gegevens met buitenlandse geheime diensten.

Realtime toegang

De wet biedt nóg een mogelijkheid om grote hoeveelheden gegevens van burgers te verzamelen die geen bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. De Nederlandse diensten mogen altijd informanten raadplegen. Een informant kan iedereen zijn die bereid is vrijwillig gegevens te verstrekken aan de diensten, een bedrijf, een overheidsinstelling, een individu. De nieuwe wet maakt mogelijk dat informanten straks ook gegevens kunnen verstrekken door de diensten direct geautomatiseerde toegang tot databases te geven, ook wel realtime toegang genoemd. Dit kan zonder dat er een mens aan te pas komt. Een andere optie is dat informanten databestanden aan de diensten te verstrekken. De gegevens die zo beschikbaar gesteld worden aan de diensten mogen gebruikt worden om te zoeken naar profielen en patronen, ook in combinatie met andere gegevens waar de diensten over beschikken. Via analyses van metadata (gegevens over de communicatie, zoals bijvoorbeeld wanneer je e-mailt, met wie, en de locatie waar je communiceert) kan een vergaande inkijk in je persoonlijke leven geven.

In potentie kunnen met deze bevoegdheid enorm veel gegevens verzameld worden, ook van burgers die geen bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. En dat terwijl hiervoor niet dezelfde waarborgen van toepassing zijn zoals die gelden voor de inzet van bijzondere bevoegdheden (zoals het sleepnet of het gericht afluisteren van een persoon). Zo is geen toestemming van de minister en de TIB vereist, mogen gegevens voor onbepaalde tijd verzameld worden en hoeft niet onderzocht te worden of de gegevens relevant zijn voor het onderzoek waarvoor ze verzameld zijn.

Daarom zegt Amnesty: gegevens van mensen die geen bedreiging zijn voor de nationale veiligheid zouden niet stelselmatig en op grote schaal verzameld en geanalyseerd moeten kunnen worden.

Meer over dit onderwerp