Waarom Amnesty een algemeen boerkaverbod afwijst

In de afgelopen jaren is in verschillende Europese landen de invoering van een algemeen wettelijk verbod op het dragen van gezichtssluiers dichterbij gekomen. In Frankrijk en België is zo’n verbod ingevoerd. In Nederland werd meer dan tien jaar discussie gevoerd over een boerkaverbod. Op 26 juni 2018 besloot de Eerste Kamer dat er een beperkt boerkaverbod in ons land komt. Amnesty International wijst een algemeen verbod af, omdat dat strijdig is met mensenrechtenverdragen.

Velen vinden een boerka of niqaab vrouwonvriendelijk, onveilig en in strijd met de Europese waarden, en pleiten daarom voor een verbod. Amnesty neemt met een afwijzing van een algemeen boerkaverbod duidelijk stelling. Hieronder geven wij een toelichting op dit standpunt. Overigens kan het dragen van gezichtsbedekkende kleding op specifieke plekken of in concrete situaties wel beperkt worden.

De internationale mensenrechtenverdragen zijn voor Amnesty het vertrekpunt bij haar positiebepaling. Bij het boerkaverbod zijn in het bijzonder het recht op vrijheid van meningsuiting en dat op vrijheid van godsdienst in het geding. Deze rechten garanderen dat mensen in beginsel vrij zijn om te kiezen wat zij willen dragen − en wat niet. Om deze reden veroordeelt Amnesty kledingvoorschriften voor vrouwen in onder meer Iran en Saudi-Arabië. Met dezelfde argumenten waarmee Amnesty door de overheid opgelegde kledingeisen in die landen veroordeelt, wijst zij een algemeen verbod af.

Rol overheid

Veel mensen die voorstander zijn van een boerkaverbod argumenteren dat het een overheidsplicht is om vrouwen te beschermen die gedwongen worden een boerka of niqaab te dragen en om gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen. Amnesty onderschrijft het belang van die plicht, maar meent dat het verbieden van boerka’s niet de juiste weg is. Vrouwen het recht onthouden om een gezichtssluier te dragen kan niet gerechtvaardigd worden ter bescherming van vrouwen die daar soms toe gedwongen worden.

Bovendien meent Amnesty dat een boerkaverbod geen verbetering brengt in de situatie van vrouwen die gedwongen worden een boerka of niqaab te dragen. Voor deze vrouwen leidt een verbod waarschijnlijk tot verdere sociale uitsluiting – zij zullen zich noodgedwongen verder terugtrekken uit de maatschappij − terwijl de onderdrukking van hun rechten ‘binnenskamers’ voortduurt. De overheid moet vrouwen beschermen tegen alle dwang (bijvoorbeeld om een boerka te dragen) en geweld vanuit de familie, zo nodig middels het straf- of familierecht. Vrouwen die een gezichtssluier dragen moeten daarvoor niet worden bestraft.

Veiligheid

Sommigen bepleiten een boerkaverbod omwille van veiligheid. Er is echter geen verband aangetoond tussen gezichtssluiers en bedreiging van de openbare orde of veiligheid. Bovendien biedt de wet in Europese landen waar nu een boerkaverbod wordt voorgesteld al voldoende ruimte om te eisen dat iedereen zijn gezicht onbedekt laat op locaties of in situaties met een aantoonbaar veiligheidsrisico of bij identiteitscontroles.

Europese waarden en cultuur

Een ander veelgehoord argument, en een mogelijke verklaring voor de populariteit van het boerkaverbod, is dat gezichtssluiers vreemd zouden zijn aan de Europese waarden en cultuur. Internationale mensenrechtenverdragen zijn op dit punt helder: de afkeuring of het ongemak van enkelen, of zelfs de overgrote meerderheid, kan nooit een legitimatie vormen voor de inperking van het recht op vrijheid van meningsuiting of godsdienst van een ander.

Wanneer de uitoefening van een mensenrecht door een minderheid ondergeschikt wordt gemaakt aan de mening van de overgrote meerderheid, houdt dat recht op te bestaan. Een recht wordt zo een privilege, waarvan uitoefening afhankelijk is van de goedkeuring of welwillendheid van de meerderheid. De gretigheid waarmee in verschillende Europese landen een boerkaverbod wordt bepleit, is wellicht een aanwijzing voor een gewijzigde houding ten aanzien van mensenrechten. Amnesty volgt de discussie over invoering van een boerkaverbod daarom nauwlettend.

De boerka in Nederland

Op 26 juni 2018 stemde de Eerste Kamer in met een gedeeltelijk verbod op gezicht bedekkende kleding. Eerder al keurde de Tweede Kamer het wetsvoorstel goed. De wet verbiedt het dragen van boerka’s, niqaabs, integraalhelmen en bivakmutsen en in het onderwijs, het openbaar vervoer, ziekenhuizen en in overheidsgebouwen. Deze gezicht bedekkende kleding mag wel op straat worden gedragen.

Communicatie

In discussies over het al dan niet verbieden van gezichtssluiers wordt als argument aangevoerd dat gezichtsbedekkende kleding goede communicatie en omgang bemoeilijkt. Het is belangrijk op te merken dat burgers zeer uiteenlopende opvattingen hebben over wat ‘goede communicatie’ is en wat daaraan afbreuk doet. Uiteraard kan een overheid beleid voeren om de communicatie tussen burgers te bevorderen, vooral in situaties en op plekken waar dat van groot belang is. Maar volgens Amnesty mag de overheid niet zo ver gaan dat zij om deze redenen burgers verbiedt – of juist gebiedt – om bepaalde kleding te dragen.

In specifieke situaties, met name in het onderwijs, ligt dat anders. Gezichtsbedekkende kleding op school zit een goede (non)verbale communicatie tussen leerlingen onderling en tussen leerkrachten en leerlingen in de weg. Scholen kunnen om die reden het dragen van kleding reguleren, en het dragen van een boerka of niqaab verbieden. Ook bedrijven kunnen het dragen van gezichtsbedekkende kleding door medewerkers verbieden omwille van de communicatie en een goede dienstverlening aan klanten. Maar het instellen van een algemeen strafrechtelijk verbod op het dragen van een boerka of niqaab is volgens Amnesty niet te verdedigen met een beroep op de noodzaak van goede onderlinge communicatie.

De Nederlandse regering heeft in november een wetsvoorstel ingediend waarmee ze het dragen van gezichtssluiers in het openbaar vervoer en in publieke gebouwen en instellingen strafrechtelijk wil verbieden.