Uitvoer van surveillancetechnologie
Europese bedrijven verkopen surveillancetools aan andere landen. Daarbij lopen ze het risico dat de technologieën worden misbruikt om bepaalde groepen mensen, zoals mensenrechtenverdedigers, het werken onmogelijk te maken.
Europese bedrijven maken surveillancetools die zij aan andere landen verkopen. Denk bijvoorbeeld aan spyware (spionagesoftware; programma’s die stiekem en op de achtergrond worden uitgevoerd om informatie te verzamelen of de maker ervan toegang te verschaffen tot bijvoorbeeld jouw laptop) of technologie voor gezichtsherkenning. Voor sommige uitvoer is een vergunning nodig van de overheid. Dit is bijvoorbeeld het geval voor spyware of apparatuur waarmee je telefoongesprekken kunt afluisteren.
Gezichtsherkenningstechnologie
In 2017 bleek uit onderzoek van de Correspondent dat EU-landen in 3 jaar tijd 317 vergunningen hadden gegeven aan bedrijven en slechts veertien vergunningen hadden afgewezen. Een heel laag aantal afwijzingen dus, waardoor bedrijven soms ook vergunningen krijgen om surveillancetools te verkopen aan landen met een slechte reputatie op het gebied van mensenrechten, zoals de Verenigde Arabische Emiraten, Bahrein en Belarus. Dit kan een groot risico betekenen voor bijvoorbeeld mensenrechtenverdedigers. Zij kunnen door surveillance worden belemmerd in hun werk en hun mensenrechten. Dit is gevaarlijk.
Ook is voor sommige uitvoer helemaal geen vergunning van de overheid nodig. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld zonder vergunning gezichtsherkenningstechnologie verkopen aan landen met een slechte reputatie op het gebied van mensenrechten.
Surveillancetechnologie voor China
In 2020 wees onderzoek van Amnesty uit dat technologiebedrijven uit Nederland, Frankrijk en Zweden geavanceerde surveillancetechnologie verkochten aan Chinese veiligheidsdiensten en het Chinese veiligheidsministerie. De Europese bedrijven lopen daarmee een groot risico om bij te dragen aan mensenrechtenschendingen door de Chinese overheid. Zo onderdrukt de Chinese overheid bijvoorbeeld groepen mensen (zoals Oeigoeren en Kazachen) met behulp van dit soort technologie. Deze groepen worden op allerlei manieren afgeluisterd en gevolgd: in China hangen overal camera’s met gezichtsherkenning en mobiele telefoons worden in de gaten gehouden. De uitvoer van de technologie door de Europese bedrijven was in sommige gevallen zelfs rechtstreeks bestemd voor massasurveillanceprojecten in China.
Amnesty’s oproep
Amnesty wil dat er strengere uitvoerregels komen om mensenrechtenschendingen te voorkomen. Amnesty riep daarom de EU op om alle digitale surveillancetechnologie op te nemen in de exportregels. Amnesty wil een verbod op de uitvoer van gezichtsherkenningstechnologie. Ook pleit Amnesty voor mensenrechtenwaarborgen in exportregels, en een verplichte mensenrechtentoets voor exporterende bedrijven. In november 2020 stelde de EU nieuwe exportregels vast. Daarin is extra aandacht voor onder meer transparantie, maar helaas ontbreken goede mensenrechtenwaarborgen nog steeds.