Wat is het probleem?
Mensenrechtenverdedigers steken hun nek uit. Ze treden in de openbaarheid om bijvoorbeeld gedwongen huisuitzettingen te voorkomen, de inperking van de vrije meningsuiting tegen te gaan of om discriminerende wetten te laten aanpassen.
Daardoor zijn ze een gemakkelijke prooi voor de autoriteiten. In veel landen is de speelruimte voor mensenrechtenverdedigers beperkt. Wetten en overheidsoptreden leggen de vrijheid van meningsuiting van activisten en het maatschappelijk middenveld aan banden.
Wie is een mensenrechtenverdediger?
Mensenrechtenverdedigers beschermen en bevorderen, alleen of samen met anderen, de mensenrechten en fundamentele vrijheden, zonder dat ze gebruikmaken van haat, discriminatie of geweld, of anderen hiertoe aanmoedigen. Dat kan op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau zijn. De mensenrechten werden in 1948 vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en zijn daarna uitgewerkt in tal van verdragen. Nagenoeg alle landen ter wereld hebben beloofd de rechten uit deze verklaring te zullen respecteren.
Een activist springt in de bres als de mensenrechten worden onderdrukt. Het gaat bijvoorbeeld om executie, marteling, willekeurige detentie, vrouwenbesnijdenis, discriminatie, gedwongen huisuitzettingen, toegang tot gezondheidszorg, arbeidszaken, het terugsturen van vluchtelingen of vervuiling van de leefomgeving. Mensenrechtenverdedigers kunnen journalisten zijn, of advocaten, artsen, verpleegkundigen, docenten, vakbondsmensen, klokkenluiders, boeren of slachtoffers van mensenrechtenschendingen of hun familie.
In alle uithoeken van de wereld zijn mensenrechtenverdedigers actief. In landen die verscheurd worden door een intern conflict en in landen waar het stabiel is, in dictaturen en democratieën, in rijke en arme landen.
Verklaring over mensenrechtenverdedigers
Niet al het mensenrechtenwerk brengt mensenrechtenverdedigers in gevaar. Er zijn ook landen waar de activisten over het algemeen goed worden beschermd. Maar de ernst en omvang van de mensenrechtenschendingen tegen deze activisten, en de noodzaak van erkenning van hun belangrijke bijdrage aan het respecteren van de mensenrechten, waren de belangrijkste drijfveren voor het aannemen van de Verklaring over mensenrechtenverdedigers door de Verenigde Naties in 1998.
Hoewel de verklaring geen juridisch bindend instrument is – er kunnen geen sancties genomen worden als autoriteiten zich er niet aan houden – bevat ze beginselen en rechten die zijn gebaseerd op mensenrechtennormen die zijn vastgelegd in andere, wel juridisch bindende internationale instrumenten.
De verklaring erkent de sleutelrol van mensenrechtenverdedigers bij de verwezenlijking van de mensenrechten die zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, in wettelijk bindende verdragen en in de internationale mensenrechtenwetgeving.
Ilham Tohti (China)
Ilham Tohti (1969) is een Oeigoer en professor economie. Hij doceerde aan de Minzu Universiteit in Beijing. Oeigoeren zijn een Turkssprekende, overwegend islamitische etnische minderheid die voornamelijk in de provincie Xinjiang wonen, in het noordwesten van China. De combinatie van decennia van georganiseerde immigratie van etnische Han-Chinezen naar de regio, en steeds verdergaande onderdrukking van de Oeigoeren, heeft geleid tot etnische spanningen.
Vele Oeigoeren voelen zich gediscrimineerd in eigen regio. De Oeigoerse cultuur en religie staan onder druk, en Oeigoeren zijn sociaaleconomisch flink achtergesteld bij de Han-Chinezen. Ilham Tohti probeerde de dialoog met de Chinese autoriteiten aan te gaan, en zocht manieren om het samenleven tussen Oeigoeren en Han-Chinezen te verbeteren. Daaraan werd geen gehoor gegeven, en de Chinese regering startte een grootschalige campagne van algehele repressie tegen etnische minderheden in Xinjiang, die vandaag nog steeds op volle kracht plaatsvindt.
Tohti werd opgepakt, beschuldigd van ‘separatisme’ – een aanklacht die in China geregeld wordt gebruikt tegen kritische Oeigoeren – en vervolgens tot levenslang veroordeeld. Nadat Tohti op 15 januari 2014 thuis werd opgepakt, zat hij vijf maanden geïsoleerd gevangen. Zijn voeten waren geketend en volgens zijn advocaat kreeg hij tien dagen lang geen eten. Op 23 september 2014 werd hij veroordeeld tot levenslange opsluiting.
Ilham Tohti ontving verschillende mensenrechtsprijzen, waaronder de Amerikaanse PEN-prijs voor Vrijheid van Schrijven (2014), de Martin Ennals Award voor mensenrechtenverdedigers (2016), de Mensenrechtenprijs van de Duitse stad Weimar (2017) en de Sacharovprijs (2019). Hij werd tevens al enkele malen genomineerd voor de Nobelprijs van de Vrede.