© Joris van Gennip

Inperking van het recht op vrije meningsuiting in Turkije

In Turkije wordt de vrije meningsuiting al jarenlang aan banden gelegd. Onafhankelijke berichtgeving is bijna niet meer mogelijk. Sommige media zijn overgegaan tot zelfcensuur om sluiting te voorkomen. Journalisten die kritiek hebben op president Erdoğan en zijn regering worden opgepakt.

De couppoging op 15 juli 2016 heeft de vrije meningsuiting nog verder aan banden gelegd. Tijdens de noodtoestand die kort na de mislukte staatsgreep werd uitgeroepen, werden honderden journalisten opgepakt of ontslagen. Zeker 165 televisiestations, persdiensten, kranten, tijdschriften, radiozenders en uitgeverijen werden gesloten.

In 2015, nog voor de couppoging, verslechterde de situatie voor de media al in hoge mate. De autoriteiten hebben met het Wetboek van Strafrecht, lasterwetgeving en wetten tegen terrorisme een scala aan mogelijkheden om journalisten te straffen die zich kritisch over de regering uitlieten. Ook werden journalisten dat jaar vaker het slachtoffer van intimidatie en geweld.

Persvrijheid in het geding

Censuur en zelfcensuur komen in de media veel voor. Journalisten weten dat zij voor hun baan moeten vrezen als zij kritiek leveren op de regering. Zo werd Yayuz Baydar in juli 2013 na een aantal kritische columns ontslagen als ombudsman bij de regeringsgezinde krant Sabah. In januari 2015 werd een onderzoek ingesteld naar de krant Cumhuriyet wegens ‘belediging van religieuze waarden’, nadat die cartoons van Charlie Hebdo had gepubliceerd. De journalisten Ceyda Karan en Hikmet Çetinkaya werden op 28 april 2016 tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld. Kort daarvoor was Lees ook: Lees hoe het journalist Can Dündar verging veroordeeld tot een boete van negenduizend euro vanwege belediging van president Erdoğan, zijn zoon en andere bewindslieden. De boete werd opgelegd nadat Dündar had geschreven over een corruptieschandaal in 2013, waar verschillende ministers en de zoon van Erdoğan bij betrokken zouden zijn.

Can Dündar werd samen met collega Erdem Gül ook aangeklaagd wegens een artikel over een Turkse wapenleverantie aan Syrië. Zij werden beschuldigd van een poging tot omverwerping van de staat en van spionage. Can Dündar overleefde op 6 mei 2016 een aanslag op zijn leven en werd diezelfde dag veroordeeld tot vijf jaar en tien maanden gevangenisstraf wegens het lekken van staatsgeheimen. Hij vluchtte na de couppoging in juli 2016 naar Duitsland en trad op 15 augustus af als hoofdredacteur van de krant. Dündar werd op 23 december 2020 door een rechtbank in Istanbul veroordeeld tot 27,5 jaar gevangenisstraf wegens spionage en het helpen van een terroristische organisatie. Dündar verblijft sinds vier jaar in Duitsland en heeft inmiddels een Duits paspoort.

Een ander dieptepunt voor de persvrijheid is de regeringsovername van de krant Zaman, die bekendstond om haar kritische houding jegens Erdoğans regering. Eind oktober 2016 werden vijftien – voornamelijk Koerdische – mediabedrijven gesloten en werden de hoofdredacteur en tien andere medewerkers van de krant Cumhuriyet opgepakt.

De coronacrisis zorgde er in 2020 voor dat de persvrijheid verder onderdrukt wordt. De autoriteiten richtten hun peilen op journalisten onder het mom van het tegengaan van misinformatie. Er werden strafrechtelijke onderzoeken ingesteld naar journalisten die berichten of twitterden over het coronavirus. Ook zijn journalisten gevangengezet.

Inperking internetvrijheid

De laatste jaren is de vrijheid om via internet berichten te verspreiden ernstig ingeperkt. Dat gebeurde door websites te sluiten en gebruikers lange gevangenisstraffen op te leggen, en door grootschalige cyberaanvallen. Ook werden sociale media geblokkeerd. De toegang tot Facebook, Twitter en YouTube werd geregeld net zolang afgesloten totdat de in de ogen van de autoriteiten omstreden informatie was verwijderd.

Andersdenkenden werden tot gevangenisstraffen veroordeeld op basis van aanklachten over terrorisme. In de meeste gevallen gingen de aanklachten echter over ‘belediging van de Turkse natie’ (artikel 301 van het Turkse Wetboek van Strafrecht) en ‘belediging van de president’ (artikel 299). Een vreedzame satirische tweet was al voldoende om aangeklaagd te worden. De meeste straffen waren voorwaardelijk. Tientallen digitale nieuwsdiensten en sociale media-accounts werden gesloten, omdat ze berichtten over het zuidoosten van het land, waar het regeringsleger en de Koerden in een hevige strijd verwikkeld zijn.

Op 29 juli 2020 nam het Turkse parlement een wet aan waarmee sociale media zoals Twitter, Facebook en YouTube aan banden kunnen worden gelegd. De wet legt draconische regels op aan sociale media-bedrijven met meer dan een miljoen gebruikers per dag. Ze worden verplicht een kantoor in Turkije te hebben. Houden de bedrijven zich niet aan de regels, dan kunnen ze torenhoge boetes of een beperking van de bandbreedte met wel 90 procent krijgen waardoor een site erg traag wordt. Ook kunnen bedrijven worden vervolgd.

Mensenrechtenverdedigers de mond gesnoerd

De vrijheid van meningsuiting is een belangrijke pijler van de democratische rechtsstaat. Een levendige uitwisseling van meningen hoort daarbij. Voor verdedigers van mensenrechten, zoals Lees ook: Lees over de vervolging van mensenrechtenadocate Eren Keskin Land is het vrije woord dan ook cruciaal. Zonder dat kunnen zij niet opkomen voor hun eigen rechten en die van anderen. Maar de autoriteiten hebben voldoende middelen in handen om kritische geluiden te smoren. Nu ook de onafhankelijke media verdwenen zijn, heeft de regering Erdoğan alle touwtjes in handen om de bevolking alleen haar eigen waarheid voor te schotelen.

 

Meer over dit onderwerp