Verenigde Naties, Europese Unie en China
China is lid van de Verenigde Naties en onderschrijft daarmee de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Lidmaatschap van de VN betekent dat de mensenrechtensituatie in het land elke vier jaar getoetst wordt door de Mensenrechtenraad, de zogenaamde Universal Periodic Review. De Chinese grondwet vermeldt dat de Chinese staat mensenrechten ‘respecteert en beschermt’. Ook China’s engagement binnen de VN en bij VN-verdragen duidt erop dat China zich verbindt aan internationaal gedefinieerde mensenrechten en bijbehorende monitoring. Maar het land komt veel van zijn verplichtingen op mensenrechtengebied niet na.
Gebonden aan de mensenrechten
Lidmaatschap van de VN houdt in dat staten de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) onderschrijven. China dus ook. De verklaring is geen bindend verdrag, maar bevat wel wereldwijde normstelling. De toenmalige Republiek China stemde in 1948 met de aanvaarding van de verklaring in. Beslissingen om de UVRM niet aan te passen zijn op VN-conferenties in 1968 (Teheran) en 1993 (Wenen) unaniem aangenomen door de lidstaten van de VN, waaronder China. Dat betekent dat alle lidstaten, en niet alleen de landen die in 1948 vóór stemden, de UVRM inmiddels hebben aanvaard.
Staten worden verantwoordelijk gehouden voor schendingen van de bepalingen in VN-verdragen die ze hebben aanvaard. Door het expliciet maken van mensenrechten in deze verdragen, bieden de Verenigde Naties een platform voor lidstaten om elkaar te kunnen aanspreken op mensenrechtenkwesties. Zo zijn mensenrechten in alle landen, en dus ook in China, een internationale aangelegenheid.
Naast de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, zijn er negen zogenaamde ‘kernverdragen’ van de mensenrechten. Al deze verdragen bevatten een toezichtmechanisme: een comité van experts ziet toe op de naleving van de verdragen door de staten die deze hebben aanvaard. Daarnaast zijn er nog heel wat andere internationale mensenrechtenverdragen, maar deze voorzien niet in een VN-toezichtcomité.
Kernverdragen aanvaard door China
Als een staat een verdrag ondertekent, stemt deze staat in met de inhoud van het verdrag en toont daarmee de intentie om het verdrag toe te passen. Hiermee wordt dit verdrag echter nog niet bindend voor de staat. Dat gebeurt pas bij ratificatie van een verdrag. Pas dan wordt de staat ook onderworpen aan het toezichtmechanisme verbonden aan het verdrag. Er zijn ook andere manieren om een verdrag bindend te aanvaarden, bijvoorbeeld door toetreding.
China heeft de volgende verdragen als bindend aanvaard (met tussen haakjes het totaal aantal landen dat tot september 2019 het verdrag aanvaardde):
- VN-verdrag voor economische, sociale en culturele rechten [171 landen]
- VN-verdrag tegen rassendiscriminatie [182 landen]
- VN-verdrag tegen vrouwendiscriminatie [189 landen]
- VN-verdrag tegen marteling [173 landen]
- VN-verdrag voor de rechten van het kind [196 landen]
- VN-verdrag voor de rechten van gehandicapten [185 landen]
China ondertekende het volgende verdrag:
- VN-verdrag voor burgerrechten en politieke rechten [173 landen]. China ondertekende dit verdrag in 1998, maar ratificeerde dit nog niet.
Deze kernverdragen werden niet ondertekend en niet aanvaard door China:
- VN-verdrag tegen gedwongen verdwijningen [68 landen]
- VN-verdrag voor de rechten van migrantenwerkers [57 landen]
Een aantal van de kernverdragen bevat ‘facultatieve protocollen’. Deze staan los van het verdrag in kwestie, en kunnen facultatief worden aangenomen door de staten die het verdrag hebben aanvaard. Verschillende van deze protocollen geven een extra controlemogelijkheid aan het toezichtcomité, waardoor het ook klachten van individuen over mensenrechtenschendingen kan onderzoeken. China heeft het protocol betreffende kinderen in een gewapend conflict geratificeerd.
Universal Periodic Review
De Volksrepubliek China is sinds 1971 lid van de Verenigde Naties. De VN- Mensenrechtenraad vraagt elke vier jaar van alle VN-landen een uitgebreide toetsing en verslag van de mensenrechtensituatie. Andere staten krijgen tijdens deze Universal Periodic Review (UPR) de kans om mensenrechtenkwesties binnen het desbetreffende land aan de kaak te stellen. In 2018 onderging China zijn derde UPR en konden VN-landen vragen stellen over de mensenrechtensituatie in China en aanbevelingen doen ter verbetering.
Nederland nam ook deel en stelde China onder meer vragen over het proces tot ratificatie van het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het proces tot registratie van buitenlandse niet-gouvernementele organisaties (lees hier meer over ngo’s in China). Nederland deed ook twee aanbevelingen. Nederland vroeg om toegang van VN-organen tot de regio Xinjiang om de mensenrechtensituatie in de aldaar aanwezige kampen te onderzoeken (klik hier voor meer informatie over de regio Xinjiang). Nederland vroeg ook om wetgeving die discriminatie op grond van seksuele oriëntatie en genderidentiteit verbiedt en gelijkheid aanmoedigt.
Ondanks de sterk verslechterde mensenrechtensituatie in China kozen veel landen voor een positieve benadering. Zo luidde een vraag van Pakistan: ‘China heeft geweldige vooruitgang geboekt in het realiseren van het recht op ontwikkeling. Kan China zijn ervaringen op dit gebied delen?’
In China’s reactie op de bijdragen van andere landen staat onder meer: ‘China constateert dat tijdens de interactieve dialoog de overgrote meerderheid aan landen zich positief uitsprak en hun steun aan China kenbaar hebben gemaakt. China zal de ontvangen aanbevelingen bestuderen en zijn antwoord tijdig presenteren. Tegelijkertijd is China fel tegen het gebruiken van mensenrechten als een excuus voor bemoeienis met nationale zaken en het ondermijnen van nationale soevereiniteit en territoriale integriteit. China blijft onverminderd toegewijd aan een vorm van ontwikkeling die strookt met de nationale omstandigheden.’ Dit commentaar geeft een duidelijk beeld van China’s strategie wat betreft internationale mensenrechten. De nadruk ligt op het bewaken van de nationale soevereiniteit en afzwakking van het systeem van wederzijdse controle.
Obstakels en aanvallen
China komt veel van zijn verplichtingen op mensenrechtengebied niet na. De Chinese wet druist vaak in tegen de internationale mensenrechtenverplichtingen die China zelf op zich heeft genomen. Het Chinese rechtssysteem vormt een structureel obstakel in het respecteren van de mensenrechtenverplichtingen (klik hier voor meer informatie over het Chinese rechtssysteem). Zo bevat het heel wat vaag gedefinieerde misdrijven zoals het ‘verstoren van de openbare orde’ en het ‘verspreiden van geruchten’, wat de deur openzet naar willekeurige arrestaties. En ook moeten rechters steeds gehoorzamen aan de Communistische Partij. Een inwoner van de Volksrepubliek kan dus geen proces krijgen met een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
Op internationaal vlak treedt China steeds actiever naar buiten met een eigen mensenrechtenverhaal, dat de kern van de mensenrechten agressief tegemoet treedt. De mensenrechten en het respect voor de menselijke waardigheid kunnen volgens China niet zomaar als universeel worden aangemerkt. In plaats daarvan pleit China voor een ‘lokale’ invulling van mensenrechten (lees hier meer over de visie van China op mensenrechten).
Daarnaast legt China de nadruk op het recht op (economische) ontwikkeling, ten koste van de burgerrechten en politieke rechten van het individu. Deze insteek vormt een bedreiging voor een aantal basisvoorwaarden van het huidige internationale systeem voor bescherming van mensenrechten. Een grondbeginsel van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is immers ondeelbaarheid. Dat wil zeggen dat alle mensenrechten onderling van elkaar afhankelijk zijn en bepaalde rechten niet belangrijker of doorslaggevender zijn dan andere.
China staat ook zeer weigerachtig tegenover staten of individuen die mensenrechtenschendingen in China aankaarten en weigert systematisch inzage in zijn binnenlands optreden. China verweert zich zo voortdurend tegen een kernelement van het mensenrechtensysteem, namelijk het feit dat mensenrechten een internationale aangelegenheid zijn, en dat landen internationaal kunnen en moeten worden aangesproken over mensenrechtenschendingen. China valt dit basisgegeven stelselmatig aan. Het wil af van het model waarbij staten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid, en wil dit vervangen door een vaag model van vrijblijvende samenwerking tussen staten rond mensenrechten. In 2018 boekte China hierbij een belangrijk succes. Het zorgde ervoor dat de VN-Mensenrechtenraad een resolutie goedkeurde die ‘samenwerking tussen staten’ rond mensenrechten bevorderde.
In een rapport van Human Rights Watch wordt uitgelegd hoe China zijn positie in de Verenigde Naties steeds vaker gebruikt om de bestaande structuren rondom internationale mensenrechten af te zwakken. Dit wordt ook bevestigd door andere onderzoekers. Waar deze inspanningen voorheen vooral incidenteel waren, zoals intimidatie of het weghouden van Chinese activisten bij VN-bijeenkomsten, wil China nu ook institutioneel zijn invloed vergroten. VN-resoluties over de civil society, mensenrechtenverdedigers en vreedzaam protest worden stelselmatig geblokkeerd of op andere manieren door China ondermijnd (lees hier meer over activisme in de civil society). Ook het versterken van monitoringsmechanismen voor mensenrechten in specifieke landen, zoals Noord-Korea en Syrië, wordt door China tegengewerkt. Veel van deze Chinese acties zijn schadelijk voor VN-inspanningen op het gebied van mensenrechten en daarmee ook voor de internationale naleving van mensenrechten.
Dit dwarsbomen gebeurt niet meer alleen door het middel van ‘stille diplomatie’. China verzet zich steeds vaker in het openbaar tegen de internationale status quo, niet alleen via bestaande kanalen zoals China’s stemrecht in de VN-raad, maar ook door het opzetten van organisaties die vergelijkbare werkzaamheden uitvoeren als bestaande internationale structuren, zoals BRICS-varianten op de G8 top, en de AIIB, een investeringsbank vergelijkbaar met de Wereldbank.
Intern partijdocument over universele mensenrechten
Een uitgelekt partijstuk uit 2013 – ook wel bekend als ‘Document 9’ – vertolkt het interne standpunt van de Chinese Communistische Partij (CCP), en dus ook van de Chinese staat, over universele mensenrechten:
‘Het doel van het aanhangen van “universele waarden” is te beweren dat het waardensysteem van het Westen tijd en ruimte tart, natie en klasse overstijgt en op de hele mensheid van toepassing is.’
Deze overtuiging komt voornamelijk op de volgende manieren tot uitdrukking: [De mensen die universele waarden omarmen] geloven dat westerse vrijheid, democratie en mensenrechten universeel en eeuwig zijn. Dit blijkt uit het vertekende beeld dat zij geven van de bevordering van democratie, vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid, rechtsstaat en dergelijke waarden door de CCP; uit hun stelling dat de aanvaarding van universele waarden door de CCP een overwinning is voor universele waarden; dat de waarden van het Westen de heersende norm zijn voor alle menselijke beschavingen; dat alleen als China westerse waarden accepteert, het een toekomst heeft; en dat hervorming en opening [van China] slechts een proces van het geleidelijk aanvaarden van universele rechten is.
Gezien de langdurige dominantie van de westerse landen op het gebied van economie, militaire zaken, wetenschap en technologie, kunnen deze argumenten verwarrend en misleidend zijn. Het doel [van dergelijke slogans] is om de essentiële verschillen tussen het waardensysteem van het Westen en het waardensysteem dat wij bepleiten te verdoezelen, en uiteindelijk de waardensystemen van het Westen in te zetten om de kernwaarden van het socialisme te vervangen.’
Hieruit blijkt een duidelijke strategie van China om het mensenrechtensysteem te ondermijnen. De CCP probeert de universele mensenrechten weg te zetten als “westerse waarden”. Dit standpunt is echter in strijd met de kerngedachte van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere internationale mensenrechtenverdragen. Staten die deze verdragen aanvaarden, nemen precieze juridische verplichtingen op. En die verplichtingen gelden ongeacht het precieze “waardensysteem” dat ze aanhangen. China probeert nu met dit verhaal van westerse waarden en westerse imperialistische druk zijn internationale verplichtingen te ontlopen.
Helaas is China succesvol in het verspreiden van dit ontwrichtende waardendiscours. Het is dan ook belangrijk om steeds alert te blijven voor de Chinese strategie. In de Nederlandse China-strategie (zie hieronder) bespreekt de Nederlandse overheid mensenrechten ook onder het hoofdstuk “waarden”, en lijkt hierbij aan te leunen bij de Chinese gedachtegang. Dit werd aangekaart door Amnesty International.
De Europese Unie en de mensenrechtendialoog
Een belangrijk element in de EU-China-relatie is sinds 1995 de mensenrechtendialoog, waarin diplomaten en experts van beide regio’s elkaars mensenrechtensituatie bespreken. Experts zeggen echter dat de dialoog vanaf het begin weinig invloed heeft gehad op de mensenrechten in China. De jaarlijkse bijeenkomst achter gesloten deuren wordt volgens waarnemers dikwijls gebruikt om de gevoelige kwestie van mensenrechten in andere bilaterale ontmoetingen uit de weg te kunnen gaan.
In 2017 heeft Amnesty International samen met negen andere organisaties in een gezamenlijke verklaring opgeroepen tot het staken van deze dialoog, totdat de ontmoetingen daadwerkelijk kunnen leiden tot verbetering in de mensenrechtensituatie. In de gezamenlijke verklaring riepen de tien ngo’s de EU op tot afschaffing van deze ‘betekenisloze, routineuze ontmoeting’. In plaats daarvan adviseren ze de EU een duidelijk standpunt in te nemen over mensenrechten in China en dat op alle niveaus gecoördineerd aan te kaarten. Zo bieden ook handelsmissies en ontmoetingen van EU-leiders met Chinese functionarissen belangrijke kansen voor het ter sprake brengen van mensenrechtenkwesties, zodat zich dit niet beperkt tot slechts een mensenrechtendialoog. De ngo’s waarschuwen de EU dat er een trend is van afzwakking van mensenrechtennormen en dat economische belangen de overhand krijgen in het contact met China.
De dialoog is geschrapt na EU sancties vanwege Xinjiang, maar de EU heeft vervolgens in 2022 aangedrongen op een relaunch van de dialoog, ondanks afraden van Amnesty International, en dit werd aanvaard door China.
De Nederlandse China-strategie
De Nederlandse overheid publiceert elk jaar de mensenrechtenrapportage, waarin de inzet en de resultaten van het buitenlandse mensenrechtenbeleid worden besproken. Hierin wordt ook verslag gedaan van de inzet met betrekking tot China. Nederland had ook een bilaterale mensenrechtendialoog met China, maar die heeft al lang niet meer plaatsgevonden en is uiteindelijk geschrapt na de EU sancties. Net zoals de EU-China mensenrechtendialoog, is er ook weinig tot geen indicatie dat de bilaterale mensenrechtendialoog een verbetering te weeg brengt van de mensenrechtensituatie in China, en van China’s houding ten opzichte van de mensenrechten. Verder brengt de Nederlandse overheid met enige regelmaat algemene ambtsberichten uit met informatie over de mensenrechtensituatie in China.
Op 15 mei 2019 publiceerde de Nederlandse overheid de beleidsnotitie ‘Nederland-China: een nieuwe balans‘. Het document duidt aan hoe Nederland tijdens de komende periode vorm zal geven aan zijn relatie met China op verschillende vlakken, inclusief handel en mensenrechten. Amnesty schreef een commentaar op dit beleidsstuk, dat “mensenrechten” verwart met “waarden” en zo ten prooi lijkt te vallen aan China’s strategie om de universaliteit van de mensenrechten te ondermijnen (lees hier meer over China in de mensenrechten aanval). De Tweede Kamer van Nederland toonde zich zeer ontevreden over het mensenrechtenaspect van de beleidsnotitie, en nam verschillende moties aan die het kabinet opdragen om mensenrechten centraler te stellen in het beleid. De meest opvallende motie, gesteund door leden van acht politieke partijen, vraagt aan het kabinet om het mensenrechtenhoofdstuk te herschrijven. Hierop werd geantwoord mits een brief aan de Tweede Kamer, maar voorlopig werd het mensenrechtenhoofdstuk in de beleidsnotitie nog niet herschreven.