Wat is er aan de hand?
In 2022 is Qatar het gastland van het Wereldkampioenschap Voetbal. Bijna 2 miljoen arbeidsmigranten – 90 procent van de totale bevolking van Qatar – werken er aan de infrastructuur, in de bouw, de dienstverlening én aan stadions en andere faciliteiten voor het toernooi. De arbeidsmigranten komen vooral uit armere landen in Azië en Afrika. Veel gastarbeiders maken een valse start: ze komen in Qatar aan met schulden, omdat ze leningen tegen een hoge rente moesten afsluiten om de buitensporige wervingskosten voor gastarbeiders te kunnen betalen. Daarnaast komt het vaak voor dat ze ander werk krijgen dan is afgesproken, tegen een lager salaris dan was beloofd.
Bij aankomst worden arbeidsmigranten onderworpen aan het kafala-systeem. Dit vereist dat zij een lokale sponsor hebben – de kafeel – die zorgt voor de toestemming om het land binnen te komen en voor de verblijfs- en werkvergunning. Bij onenigheid over loon, huisvesting, arbeidsomstandigheden en andere werkgerelateerde zaken, kan de kafeel besluiten zich als sponsor terug te trekken. Wanneer de kafeel dit doet, vervallen alle wettelijke rechten van de arbeidsmigrant. Arbeidsmigranten zijn hierdoor de speelbal van de werkgever.
De arbeidskrachten moeten toestemming van hun werkgever krijgen als ze van baan willen veranderen. De werkgever kan er ook voor zorgen dat de arbeidsmigrant wordt gearresteerd of het land uitgezet. Hij hoeft dan alleen maar bij de autoriteiten te melden dat de migrant is ‘weggelopen’ of zijn verblijfsvergunning in te trekken of niet te verlengen. Tot oktober 2018 konden werkgevers bovendien voorkomen dat arbeidsmigranten het land verlieten door te weigeren een uitreisvergunning goed te keuren.
Doordat werkgevers zoveel macht hebben over hun buitenlandse arbeidskrachten, is uitbuiting en arbeidsmisbruik in Qatar wijdverbreid. Wanneer een arbeidskracht klachten heeft, bijvoorbeeld omdat hij geen salaris krijgt, lange werktijden heeft, zijn paspoort in beslag is genomen of onder slechte omstandigheden moet leven, kan hij eigenlijk geen kant op. Er zijn nagenoeg geen mogelijkheden om de situatie aan te vechten. Arbeidsmigranten mogen niet toetreden tot een vakbond en mogen er ook geen oprichten.
In aanloop naar het WK Voetbal in 2022 beloofde Qatar om de positie van arbeiders te verbeteren. In november 2017 ondertekende het land een overeenkomst met de Internationale Arbeidsorganisatie van de Verenigde Naties (ILO), met als doel om de eigen arbeidswetten in overeenstemming te brengen met internationale standaarden. Sindsdien zijn er verschillende wettelijke maatregelen getroffen die de omstandigheden voor arbeidsmigranten zouden moeten verbeteren, zoals een tijdelijk minimumloon en een wet voor huishoudelijk personeel. De nieuwe regels worden echter lang niet altijd nageleefd.
Ook stelde de Qatarese overheid verschillende commissies in om arbeidsgeschillen op te lossen en kwam er een ondersteunings- en verzekeringsfonds voor arbeiders. Maar de commissies die geschillen binnen zes weken moeten oplossen, functioneren slecht. Ze ontvingen in 2018 meer dan 6.000 klachten, terwijl er maar een zeer beperkt aantal rechters was om de zaken te behandelen. Arbeidsmigranten die klachten indienden, moesten daardoor maanden wachten tot hun zaak werd behandeld. In de tussentijd verbleven ze in slechte accommodaties waar onvoldoende eten en stromend water was. Velen lieten hun zaak vallen in ruil voor een klein bedrag van hun werkgever waarmee ze naar huis konden terugkeren. Als de commissie al besloot dat ze recht hadden op een schadevergoeding, dan werd die meestal niet uitbetaald.
Tot voor kort hadden arbeidsmigranten een uitreisvergunning van hun werkgever nodig om Qatar te kunnen verlaten. De Qatarese overheid schrapte deze vergunning. Huishoudelijk personeel heeft nog wel een uitreisvergunning nodig als ze naar huis willen terugkeren.
Doordat sommige hervormingen slechts ten dele zijn doorgevoerd, lopen grote aantallen arbeidsmigranten nog steeds het risico op dwangarbeid, beperkte bewegingsvrijheid en andere misstanden.
Het minimumloon ligt in Qatar net boven de 200 dollar per maand, wat ook voor Qatarese begrippen laag is. Het komt echter geregeld voor dat werkgevers de arbeidsmigranten maandenlang helemaal niets uitbetalen en hen aan hun lot overlaten. De nieuwe commissies voor arbeidsgeschillen, die opgezet zijn om dit soort misstanden aan te pakken, worden overspoeld met zaken. En het steunfonds voor gastarbeiders heeft nauwelijks geld. Honderden arbeidsmigranten zijn teruggekeerd naar hun vaderland zonder dat ze gecompenseerd zijn.
In 2018 werd het Arbeiders Steun- en Verzekeringsfonds aangekondigd. Het fonds is onder meer bedoeld om hulp te bieden aan werknemers die hun zaak bij de rechtbank voor arbeidsgeschillen hebben gewonnen, maar die nog niet zijn betaald. Het fonds betaalt de arbeidsmigrant het bedrag uit dat zijn werkgever hem verschuldigd is, en verhaalt dat op de werkgever. Dit verschuift de last van werknemers naar het fonds. Probleem is echter dat het fonds bijna geen geld heeft.
De FIFA heeft de schendingen van de mensenrechten die verband houden met het Wereldkampioenschap Voetbal in Qatar niet serieus genomen. En doet dat nog steeds niet. Je kunt je afvragen hoe serieus de FIFA de rechten van de arbeidsmigranten neemt. De voetbalbond had sinds de toekenning van het toernooi aan de Golfstaat tien jaar geleden haar partners ter verantwoording moeten roepen en haar macht moeten aanwenden om Qatar ertoe aan te zetten zijn systemen echt te hervormen. Dan had veel leed voorkomen kunnen worden.
Rondom grote sportevenementen, zoals het Wereldkampioenschap Voetbal of de Olympische Spelen, kunnen twee vormen van mensenrechtenschendingen voorkomen. Allereerst zijn er schendingen die een direct verband hebben met de organisatie van het evenement of met het optreden als gastland. Denk hierbij bijvoorbeeld aan gedwongen huisuitzettingen voor de bouw van stadions en andere infrastructuur, of aan uitbuiting van arbeiders die betrokken zijn bij die bouw.
Daarnaast zijn er schendingen die niet direct samenhangen met de organisatie van het sportevenement, maar waarvan het risico bestaat dat ze rondom het evenement zullen verergeren. Bijvoorbeeld wanneer het gastland de vrijheid van meningsuiting onderdrukt, omdat de autoriteiten geen oproerkraaiers willen nu het land wereldwijd in de belangstelling staat.
Voor deze schendingen kunnen drie partijen verantwoordelijk worden gehouden. De eerste verantwoordelijke is de overheid van het gastland. Het maakt daarbij niet uit of de schendingen worden begaan door de staat zelf of door ‘niet-statelijke actoren’, zoals bedrijven.
Ook de organisatoren – denk aan internationale organisaties als de wereldvoetbalbond FIFA en het Internationaal Olympisch Comité (IOC) – hebben een verantwoordelijkheid tot het respecteren van de mensenrechten. Dit betekent dat ze met gepaste zorgvuldigheid – due diligence – moeten handelen om te voorkomen dat het organiseren van een sportevenement mensenrechtenschendingen veroorzaakt of eraan bijdraagt. Natuurlijk hebben de organisatoren slechts een beperkte invloed als de staat mensenrechten schendt. Daarom vraagt Amnesty organisatoren en gastlanden vooraf in bindende documenten vast te leggen dat autoriteiten de mensenrechten respecteren en beschermen in de context van het sportevenement. Dat gebeurt nu niet of onvoldoende.
Bedrijven kunnen op uiteenlopende manieren een bijdrage leveren aan een sportevenement, van het sponsoren ervan tot het bouwen van stadions en de verkoop van merchandise. Alle bedrijven hebben hierbij een verantwoordelijkheid om de mensenrechten te respecteren. Zij moeten de inbreuk op deze rechten voorkomen en uiterst zorgvuldig handelen om ervoor te zorgen dat hun zakelijke activiteiten of relaties geen negatieve invloed hebben. Dit staat in de Guiding Principles on Business and Human Rights van de Verenigde Naties (2011). Dit is geen wettelijke verplichting, maar wel een algemeen geaccepteerde standaard, die is onderschreven door de VN-Mensenrechtenraad.