Rampen, noodhulp en mensenrechten
Volgens internationale mensenrechtenverdragen mag een staat ingeval van een ramp zijn burgers tot diensten verplichten; dit wordt dan niet als dwangarbeid beschouwd. Noodhulp kan mensenrechten versterken, maar ook schaden.
Het effect van natuurrampen, zoals droogte en aardbevingen, is zeer ongelijk verdeeld. In 1989 doodde een aardschok van 7,0 op de schaal van Richter slechts enkele mensen in San Francisco, maar een even sterke schok doodde 25 duizend mensen in Armenië. Een schok van 7,8 doodde 250 duizend mensen in Tangshan, China, in 1976. De zeebeving (tsunami) van 26 december 2004 kostte alleen al in Indonesië 237 duizend mensen het leven. In februari 2023 veroorzaakten twee zware aardbevingen op de grens van Turkije en Syrië zo’n 50.000 doden.
Volgens internationale mensenrechtenverdragen mag een staat ingeval van een ramp zijn burgers tot diensten verplichten; dit wordt dan niet als dwangarbeid beschouwd. Vele internationale en nationale organisaties houden zich met rampenhulp (of noodhulp) bezig. In Nederland geven overheid en particulieren jaarlijks honderden miljoenen euro’s aan rampenhulp uit.
Noodhulp en mensenrechten
Noodhulp kan bijdragen aan versterking van mensenrechten, zowel door sociaaleconomische ontwikkeling als door bescherming tegen willekeur van de overheid (bijvoorbeeld bij hongersnoden die het gevolg zijn van oorlog). Anderzijds kan noodhulp mensenrechten schaden door bijvoorbeeld steun aan repressieve regimes, ongelijke verdeling van geld en goederen of grotere afhankelijkheid van het buitenland.
Hulporganisaties dringen aan op sterkere internationaal-politieke middelen, zoals humanitaire interventie, om uitzichtloze situaties te helpen oplossen. In 1991 aanvaardden de VN een ‘Verklaring over humanitaire noodhulp’ volgens welke de VN, met goedkeuring van de betrokken overheid, tot interventie kan overgaan. Steeds meer noodhulporganisaties, zoals Artsen zonder Grenzen, hebben de bescherming van mensenrechten in hun missie opgenomen.