Oorlog, oorlogsmisdrijven, oorlogsrecht, Conventies van Genève
Mensenrechtenorganisaties nemen veelal geen standpunt in over de rechtvaardiging van oorlog, maar wél over maatregelen om in een gewapend conflict schendingen van mensenrechten en oorlogsmisdrijven te voorkomen.
Sinds de oudheid is de rechtvaardigheid van oorlog zowel bepleit als betwist. De theoloog Thomas van Aquino (1224/25-1274) ontwikkelde het principe van de rechtvaardige oorlog, waarbij het doel is steun aan het goede en onderdrukking van het kwade. Ook het internationaal recht in tijden van oorlog kent een lange geschiedenis. Zo verbood het Tweede Lateraans Concilie in 1139 het gebruik van de kruisboog in ‘oorlogen tussen christenen’.
In de loop van de 20e eeuw eisten oorlogen naar verhouding steeds meer burgerslachtoffers, vooral als gevolg van massavernietigingswapens. Daarom zijn ontwapening en beperking van de wapenwedloop steeds belangrijker geworden.
Het humanitair oorlogsrecht van de Geneefse Conventies (1864 tot nu) is nog altijd in ontwikkeling, wat leidt tot nieuwe protocollen. Daarin ligt de nadruk op bescherming van de burgerbevolking tegen massaal geweld, willekeurige executie en detentie, en represailles. Volgens het internationaal recht moet een oorlogsverklaring officieel worden aangemeld bij de VN-Veiligheidsraad. Oorlog is alleen toegestaan als vorm van verdediging, niet als daad van agressie – de misdaad van agressie kan worden berecht door het Internationaal Strafhof, evenals genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden (schendingen van de Geneefse Conventies).
NGO’s
Een groot aantal niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) heeft het voorkómen van oorlog en gewapend conflict als uitdrukkelijke doelstelling, zoals International Alert, Justice and Peace en PAX. Mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International nemen veelal geen standpunt in over de rechtvaardiging van oorlog, wél over de te nemen maatregelen om in gewapend conflict schendingen van mensenrechten en oorlogsmisdrijven te voorkomen.
Oorlogspropaganda
Oorlogspropaganda is verboden volgens het VN-verdrag (BuPo). Nederland maakte echter een voorbehoud bij het desbetreffende artikel: Nederland werd wel partij bij het verdrag, maar wilde niet met dit verbod instemmen, gezien de moeilijkheden die bij het formuleren van een dergelijk verbod verwacht werden.
Oorlogsrecht
Er bestaat niet één geheel van oorlogsrecht. Militairen, onder wie krijgsgevangenen, en burgers worden beschermd door de Geneefse Verdragen, die ook zekere bescherming bieden bij bevrijdingsoorlogen en binnenlandse gewapende conflicten. Militairen vallen ook in oorlogstijd onder het militair recht. Speciale VN-regelingen gelden voor internationale agressie en interventie – beide zijn onder bepaalde voorwaarden toegestaan.
Rechtvaardige oorlog
Er bestaat een zeker vier eeuwen oude juridische traditie met betrekking tot de zogenaamde rechtvaardige oorlog: een oorlog die gevoerd wordt om een groot gevaar af te wenden of om een bevolking van onderdrukking te bevrijden. Volgens VN-normen is ook in een oorlog lang niet alles toegestaan: bepaalde wapens zijn altijd verboden, zoals landmijnen en biologische wapens. In 2010 werd ook het Verdrag inzake Clustermunitie aangenomen, dat het gebruik van dit type bommen verbiedt. Van belang is dat wapens die gebruikt worden geen onnodig leed veroorzaken (bij burgers).
Geneefse Conventies
In Genève zijn vele verdragen gesloten. Soms wordt met ‘Geneefse Conventie’ bedoeld het Vluchtelingenverdrag, maar in de regel duidt de term op de verdragen inzake het humanitaire oorlogsrecht. In 1864 werd het eerste verdrag van het Rode Kruis gesloten, over gewonde militairen van legers te velde. Na verscheidene andere verdragen werden in 1949 vier verdragen vastgesteld die betrekking hebben op respectievelijk landstrijdkrachten, zeestrijdkrachten, krijgsgevangenen en de burgerbevolking.
Die vier verdragen hebben een gemeenschappelijk artikel 3, waarin regels zijn opgenomen over het humanitair recht bij gewapende conflicten die niet van internationale aard zijn (zoals een burgeroorlog). Die regels hebben betrekking op bescherming van niet-strijdenden (de burgerbevolking) tegen marteling, willekeurige arrestatie en slavernij. Artikel 3 schrijft humane behandeling voor van niet-strijders en degenen die de wapens hebben neergelegd, en verbiedt ook het nemen van gijzelaars en wrede behandeling.
Aanvullende protocollen
De Geneefse Verdragen zijn in 1977 aangevuld met twee protocollen. Het Eerste protocol is vooral opgesteld om bevrijdingsoorlogen als een internationaal conflict aan te duiden. Strijders van de oppositie, mits als zodanig herkenbaar, genieten de bescherming van het protocol. Het Tweede protocol gaat over de bescherming bij grootschalige gewapende conflicten die toch geen internationale oorlog zijn, zoals een burgeroorlog. Dit protocol zegt dat niet-gouvernementele eenheden (gewapende oppositiegroeperingen), zelfs al worden ze niet erkend door de internationale gemeenschap, als strijdende partijen wel aansprakelijk zijn volgens de Geneefse Verdragen. Het Internationaal Strafhof in Den Haag kan recht kan spreken over ‘ernstige inbreuken’ op de regels van de Geneefse Verdragen (in de omgangstaal aangeduid als oorlogsmisdrijven).
Oorlogsmisdrijven
Oorlogsmisdrijven zijn schendingen van de Geneefse Verdragen. In het gemeenschappelijk artikel 3 van de Geneefse Verdragen inzake het humanitaire oorlogsrecht, uit 1949, staan daden opgesomd die altijd verboden zijn, ook als het om een niet-internationaal conflict gaat. Die daden zijn onder meer: marteling, verminking, lijfstraffen, het nemen van gijzelaars, terrorisme, ‘schendingen van de menselijke waardigheid’ waaronder verkrachting en gedwongen prostitutie, plundering en terechtstellingen zonder proces.
Misdrijven tegen de menselijkheid
Oorlogsmisdrijven worden onderscheiden van misdrijven tegen de menselijkheid, die ook buiten oorlogsgebieden kunnen worden begaan. Beide soorten misdaden vallen onder de rechtspraak van internationale tribunalen en het Internationaal Strafhof. In Nederland werd naar buitenlandse oorlogsmisdadigers, onder meer onder vluchtelingen, naspeuring gedaan door het NOVO-team van Justitie, opgericht in 1998, op basis van de Wet Internationale Misdrijven. Die instantie werd later het Team Internationale Misdrijven.