Onderwijs en mensenrechten
Het VN-verdrag (EcSoCu) erkent dat iedereen recht heeft op onderwijs. Het VN-verdrag (BuPo) erkent de vrijheid om geloof uit te dragen in onderwijs.
Het primair onderwijs moet verplicht en kosteloos zijn, het verdere onderwijs moet geleidelijk kosteloos worden gemaakt. Ouders hebben vrije schoolkeuze naar hun eigen overtuiging. Niemand zal het recht op educatie worden ontzegd. Het VN-Verdrag voor de Rechten van het Kind stelt dat discipline en straf op scholen de waardigheid van het kind niet mogen schaden en het volgen van onderwijs niet in de weg mogen staan. De VN kennen een speciale rapporteur voor het recht op educatie.
Het mensenrecht op onderwijs wordt onder meer geschonden door een overheidsbeleid dat educatie verwaarloost, discriminatie in de toegang tot scholing, discriminerende behandeling van leerlingen, politieke en religieuze propaganda in het onderwijs en het vernietigen van schoolgebouwen.
Recht op onderwijs: Amnesty’s acties
Amnesty voerde actie naar aanleiding van onder meer: discriminatie van Roma en andere minderheden in het onderwijs van landen als Slowakije, Kroatië, Slovenië en Griekenland; vernietiging van onderwijsmiddelen in conflictgebieden, zoals in de Democratische Republiek Congo en Colombia; het gebrek aan veiligheid op school, en op de weg naar school, in bijvoorbeeld Kenia, Haïti, Saudi-Arabië en Zuid-Afrika; de vernietiging van scholen voor meisjes in Afghanistan; en het ontkennen van de rechten van lhbti+’ers, zoals op scholen in Polen.
Onderwijs in Nederland
In Nederland zijn processen aangespannen tegen de steeds hogere kosten voor deelnemers van hoger onderwijs, maar de rechter oordeelde dat die kosten gerechtvaardigd zijn door de economische noodzaak van bezuinigingen. In Nederland is ook discussie ontstaan over de vrijheid van schoolkeuze, vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet.
Die vrijheid zou er onder meer toe leiden dat islamitische ouders hun scholen naar strikt islamitische scholen sturen, waardoor de integratie wordt tegengehouden. In het parlement gingen stemmen op om artikel 23 af te schaffen, maar in 2003 stelde de Onderwijsraad dat er van een strikte scheiding op grond van geloof in feite geen sprake was in het Nederlands onderwijs en dat een overheid ouders de vrijheid van schoolkeuze niet mag ontnemen.