Godsdienst, geloof en mensenrechten
Godsdienst is een geloof beleden binnen een bepaalde (kerk)gemeenschap. De grootste godsdiensten zijn het christendom (2,4 miljard mensen, 30 procent van de wereldbevolking), de islam (24 procent), het hindoeïsme (15 procent) en het boeddhisme (6 procent). Zo’n 15 procent van de wereldbevolking (1,2 miljard mensen) zegt geen godsdienst aan te hangen.
De grootste godsdiensten zijn het christendom (2,4 miljard mensen, 31 procent van de wereldbevolking), de islam (25 procent), het hindoeïsme (15 procent) en het boeddhisme en de traditionele Chinese religie ( beide 5 procent). De overige geloven, zoals de Afrikaanse traditionele religies, het sikhisme en het jodendom, hebben minder aanhangers. Zo’n 15 procent van de wereldbevolking (1,2 miljard mensen) zegt geen godsdienst aan te hangen.
Vrijheid van godsdienst
Volgens het VN-verdrag (BuPo) moet geloof individueel of in gemeenschap kunnen worden beleden en onderwezen, maar mag een staat wettelijke beperkingen aanbrengen op grond van bijvoorbeeld de openbare orde. Ouders mogen voor hun kinderen een opvoeding kiezen die recht doet aan hun geloof. Dit alles geldt ook voor een niet-religieuze overtuiging of levensbeschouwing.
De vrijheid om een geloof of overtuiging te hebben valt onder de niet-opschortbare rechten. Maar uiting geven aan je geloof of aan een godsdienstige activiteit deelnemen valt onder de categorie van de vrijheid van meningsuiting, die minder absoluut is beschermd. Zo mag volgens het internationaal recht de vrijheid van godsdienst niet worden misbruikt voor discriminatie of haatzaaien, en mag de nationale wet grenzen stellen aan de godsdienstuitoefening.
Godslastering en afvalligheid
In veel landen worden niet- of andersgelovigen vervolgd. In 79 landen (40 procent) is godslastering of blasfemie zelfs strafbaar. In Saudi-Arabië, Iran, Afghanistan, Brunei, Mauritanië, Nigeria en Pakistan kan dit zelfs leiden tot de doodstraf . Hetzelfde geldt voor ‘afvalligheid’, het formeel afstand doen van een religie en ‘bekering’, het bekeren tot een andere religie.
Ook proselitisme of bekeringsdrang, pogingen om individuen of een groep mensen te bekeren, staat in soms op gespannen voet met mensenrechten. De staat mag ingrijpen, afhankelijk van wat voor methoden er worden gebruikt. Manipulatie is bijvoorbeeld niet toegestaan. Maar wetten die proselitisme aan banden leggen kunnen ook in strijd zijn met mensenrechten. Zo tikte het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in 1993 Griekenland op de vingers voor de veroordeling van een Jehova’s getuige die anderen probeerde te bekeren. In veel islamitische landen is het verboden om iemand te proberen te bekeren.
Godsdienstvrijheid in Nederland
In de Nederlandse Grondwet geldt het recht op vrijheid van godsdienst ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet’. De Hoge Raad bepaalde dat de vrijheid van godsdienst niet betekent dat je bijvoorbeeld bepaalde belastingen niet hoeft te betalen.
Artikel 6 van de Grondwet garandeert het vrijelijk belijden van godsdienst en levensovertuiging, maar dat recht kan ‘buiten gebouwen en besloten plaatsen’ aan banden worden gelegd ‘ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden [de bescherming van de openbare orde]’. Toch mochten kerken, moskeeën en andere gebedshuizen open blijven tijdens de lockdowns in Nederland vanwege de coronapandemie. Volgens het kabinet Rutte III was sluiting in strijd met de Grondwet.
Een ander voorbeeld waarbij de godsdienstvrijheid ter discussie staat, is het dragen van een hoofddoek. Volgens een uitspraak uit 2016 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens mag een bedrijf een werkneemster verbieden een hoofddoek te dragen, als het verbod gebaseerd is op een bedrijfsreglement waarin staat dat zichtbare politieke of religieuze symbolen niet zijn toegestaan. Dat geldt ook voor scholen. Volgens een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU in 2022 is dit verbod echter alleen mogelijk als werknemers kunnen bewijzen dat het dragen van een hoofddoek daadwerkelijk schadelijk is voor hun onderneming.
Godsdienst en de schoolstrijd
In Nederland bestaat veel discussie over de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder of religieus onderwijs. De discussie laaide bijvoorbeeld op toen eind 2020 bleek dat sommige reformatorische scholen ouders vroegen om een antihomoverklaring te onderteken. Volgens critici zouden dit soort scholen, net als sommige islamitische scholen, geen geld meer moeten krijgen van de overheid.
Dat zowel openbaar als religieus onderwijs gefinancierd wordt door de overheid, is uniek in Nederland. Dit is het gevolg van de zogenoemde schoolstrijd, die eindigde in 1917. Sindsdien is de financiële gelijkstelling vastgelegd in Artikel 23 van de Nederlandse Grondwet, waarin de vrijheid van onderwijs is vastgelegd.
Fundamentalisme
Oorspronkelijk was fundamentalisme de benaming voor een conservatieve beweging in het Amerikaans protestantisme in de 19e eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog ontplooide de beweging zich vooral als een anticommunistische stroming, die werd vertegenwoordigd door predikanten als de Amerikaan Billy Graham. Fundamentalisme was ook te vinden bij de Zuid-Afrikaanse Nederduits Gereformeerde Kerk, die apartheid verdedigde als de wil van God.
Fundamentalisme komt tegenwoordig in alle godsdiensten voor. De fundamentalistische aanhangers van de islam worden islamisten of salafisten genoemd. Fundamentalistische opvattingen zijn vaak strijdig met de mensenrechten, zoals ideeën over de ondergeschikte positie van de vrouw, de verkettering en vervolging van degenen die geen of een andere godsdienst aanhangen en de weigering om het gezag van internationale verdragen te erkennen.
De fundamentalistische islam is wel in verband gebracht met terrorisme en zelfmoordaanslagen. Sommige fundamentalisten nemen inderdaad hun toevlucht tot geweld, maar de meeste fundamentalisten blijven daar verre van.
Geloof: Amnesty’s visie
Amnesty zet zich in voor de vrijheid van meningsuiting, geloof en overtuiging. Mensen mogen nooit worden vervolgd vanwege het vreedzaam belijden of uitdragen van hun geloof. De wet mag alleen beperkingen stellen aan godsdienstuitoefening voor zover dat vanwege de openbare orde duidelijk nodig is. Een godsdienst (of een groep binnen een godsdienst) mag mensen geen plichten opleggen die strijdig zijn met de mensenrechten, zoals de dwang tot bekering of geweld tegen ongelovigen.
Een godsdienst mag geen vrijbrief zijn voor haatzaaien: het oproepen tot discriminatie en geweld. Religieuze leiders en gemeenschappen moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de mensenrechten, zoals verwoord in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Daarom roept Amnesty hen op tot het uitdrukkelijk verwerpen van de doodstraf, geweld tegen vrouwen, rassendiscriminatie, religieuze onverdraagzaamheid en andere mensenrechtenschendingen.