Genocide en Genocideverdrag
Genocide is een ander woord voor volkenmoord, de misdaad van stelselmatige en opzettelijke uitroeiing van een etnische groep, of van een deel daarvan. De term is ontleend aan het Griekse genos (volk of stam) en het Latijnse cide (moord).
Genocide is een bijzondere en massale vorm van buitengerechtelijke executies of democide. Het valt onder de grotere categorie van misdrijven tegen de menselijkheid, zoals gedefinieerd in het Statuut van het Internationaal Strafhof (1998).
Genocide: geschiedenis
De term genocide werd in 1944 voor het eerst gebruikt door de Poolse jurist Raphael Lemkin, die ook het Genocideverdrag (1948) voorbereidde. De bekendste genocide van de 20e eeuw is de Holocaust, de moord op Europese joden door nazi-Duitsland, maar daarvoor en daarna zijn er vele gevallen van genocide geweest. Voorbeelden zijn de massamoorden op Armeniërs (tussen 1895 en 1927) en op inheemse volken. De politiek gemotiveerde hongersnood in Oekraïne (Holodomor) van de jaren dertig werd in 2006 door het Oekraïens parlement officieel als genocide erkend. Het conflict rond Biafra in Nigeria kostte tussen 1967 en 1969 een miljoen levens. Als gevolg van de etnische spanningen tussen Hutu’s en Tutsi’s in Burundi kwamen sinds 1962 circa 800 duizend mensen om het leven.
Genocidaal was ook de regering van Irak die binnen enkele jaren, vooral in 1988, honderdduizend of meer Koerden vermoordde. In de oorlog in voormalig Joegoslavië waren er genocidale praktijken tegen Bosnische moslims, zoals etnische zuiveringen en massale verkrachting. De genocide die zich tussen april en juni 1994 voltrok in Rwanda kostte ten minste een half miljoen levens. Na 2000 was er sprake van genocide in onder meer Darfur (Oost-Sudan) en de Democratische Republiek Congo.
In Oost-Congo zouden volgens Minority Rights Group International speciaal de Pygmeeën slachtoffer zijn geworden van grootschalige moorden en verkrachtingen.
Genocide: Internationaal Strafhof
Het Internationaal Strafhof kan recht spreken over genocide. Massale dodelijke vervolging van een politieke (dus niet etnische) groepering wordt niet tot genocide gerekend, maar is wel een van de misdrijven tegen de menselijkheid. De term ‘genocide’ wordt soms betwist. Denk hierbij aan de Armeense genocide en Darfur, of aan de onderdrukking van de Oeigoeren in China.
Meer dan een miljoen moslims (met name Oeigoeren) worden in de Oeigoerse autonome regio Xinjiang zonder enig proces vastgehouden in interneringskampen. Daar is onder meer sprake van gedwongen arbeid, sterilisatie, gedwongen abortus, verkrachting, marteling, medische experimenten en hersenspoeling.
Amnesty en de Verenigde Naties hebben dit bestempeld als mogelijke ‘misdaden tegen de menselijkheid’. Verschillende westerse landen, waaronder de VS, het VK en ook Nederland, hebben de behandeling van de Oeigoeren door China als genocide bestempeld. Door academici wordt ook wel gesproken van gedwongen assimilatie of culturele genocide.
Genocide en het Genocideverdrag
In 1948 nam de VN het ‘Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van genocide’ aan, dat in 1951 van kracht werd. Het verdrag definieert genocide als:
Een van de volgende handelingen, gepleegd met de bedoeling om een nationale, etnische, godsdienstige groep, dan wel een groep behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen:
- het doden van leden van de groep;
b. het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep;
c. het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op
haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging;
d. het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen;
e. het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep.
Het verdrag bepaalt dat genocide niet de aangelegenheid van een staat is, maar een zaak van internationale betrokkenheid. Elke staat kan een beroep doen op de VN om maatregelen te nemen ter voorkoming of onderdrukking van genocide. Genocide moet volgens het verdrag worden berecht door een internationaal hof, of wanneer dat er niet is door een nationale rechtsmacht. In Nederland kunnen degenen die verantwoordelijk zijn voor genocide worden vervolgd op grond van de Wet internationale misdrijven.
Genocide: plicht tot voorkomen en bestraffen
Er is vaak beweerd dat als een situatie wordt beoordeeld als genocide, dat aan andere landen zwaardere verplichtingen oplegt dan wanneer die term niet wordt gebruikt. Voor die bewering is echter weinig grond in het internationaal recht. Het Genocideverdrag van 1948 legt staten de plicht op de verantwoordelijken te laten berechten, door de staat waar het gebeurde dan wel door een ‘bevoegd internationaal tribunaal’. Dat verdrag stelt echter niet dat staten op een andere manier zouden moeten ingrijpen.
De verplichting tot berechting van misdrijven tegen de menselijkheid is inmiddels ook vastgelegd in het statuut van het Internationaal Strafhof (1998). Het Genocideverdrag is bekrachtigd door zo’n 150 landen, het statuut van het Internationaal Strafhof door meer dan 120 landen. Er is geen internationaal verdrag dat tot ingrijpen (anders dan door berechting) verplicht bij misdrijven tegen de menselijkheid, waaronder genocide.
Internationale tribunalen hebben de term genocide toepasbaar verklaard voor de gebeurtenissen in voormalig Joegoslavië (waaronder de massamoord op de mannen van Srebrenica, 1995) en in Rwanda (1994). Dat deden ze omdat ze de opzet (Engels: intent) tot het uitroeien van een etnische groep bewezen achtten. Maar een veroordeling wegens genocide leidt niet noodzakelijk tot een hogere strafmaat dan een veroordeling wegens misdrijven tegen de menselijkheid of oorlogsmisdrijven.
Genocide: Amnesty’s visie
Amnesty hecht in het algemeen geen grote betekenis aan de vraag of een situatie al dan niet genocide kan worden genoemd, omdat massale moorden sowieso grove schendingen van mensenrechten zijn, ook als een genocidale opzet niet bewezen kan worden.