Burgeroorlog en mensenrechten
Een burgeroorlog is een oorlog tussen partijen binnen een land.
Burgeroorlogen kunnen enorm verwoestend zijn: in de Amerikaanse burgeroorlog (1860-1865) kwamen 600.000 mensen om. Grote aantallen slachtoffers vielen sinds 1990 in burgeroorlogen in onder meer Algerije (100.000) en Colombia (40.000). Maar vaak wordt een vorm van massale onderdrukking ten onrechte een burgeroorlog genoemd: in vele grote geweldsuitbarstingen sinds de jaren zestig (Guatemala, El Salvador, Oeganda, Cambodja, Rwanda, Tsjetsjenië) was het gewapend verzet absoluut niet opgewassen tegen regeringstroepen en viel het overgrote deel van de burgerslachtoffers door geweld van de kant van de regering. Er was daar sprake van massale buitengerechtelijke executies en genocide.
Geneefse verdragen
De Geneefse verdragen van 1949 maken een onderscheid tussen oorlogen met een internationaal en een nationaal karakter, maar de regels voor de bescherming van de burgerbevolking en de verplichtingen van strijdende partijen zijn grotendeels dezelfde. In een burgeroorlog gelden voor beide partijen de Geneefse Verdragen, in het bijzonder het Tweede Protocol. Gevangen leden van gewapende oppositiegroepen, die duidelijke kenmerken van een geordend leger hebben, moeten als krijgsgevangenen worden behandeld.
Internationale oorlog en afscheiding
Vaak is er onduidelijkheid of een oorlog als een burgeroorlog of een internationale oorlog beschouwd moet worden. Als een deel van een land als een nieuw land wordt beschouwd, gaat het om een internationale oorlog. Voorbeelden daarvan zijn Bangladesh, dat zich in 1971 afscheidde van Pakistan, Eritrea, dat zich in 1993 afscheidde van Ethiopië, en Bosnië, dat zich in 1995 afscheidde van Joegoslavië. Bij een internationale oorlog wordt het voor de Verenigde Naties gemakkelijker in te grijpen, op grond van het Handvest van de Verenigde Naties dat stelt dat interventie gerechtvaardigd is bij conflicten die de wereldvrede bedreigen.