Buitengerechtelijke executies (politieke moorden)
Buitengerechtelijke executies (politieke moorden, Engels: extrajudicial executions) zijn moorden die worden gepleegd door overheidsfunctionarissen, of in opdracht of met goedkeuring van de overheid.
Buitengerechtelijke executies treffen vaak politieke tegenstanders en demonstranten. In sommige landen zijn gevangenen stelselmatig in het geheim terechtgesteld. Als mensen van een minderheidsgroep op grote schaal worden vermoord spreken we van genocide (volkenmoord). Soms is zo’n genocide een plotselinge uitbarsting van geweld, zoals in Rwanda in 1994.
In andere landen is het een veel sluipender proces. Vooral inheemse volken, in bijvoorbeeld Latijns Amerika, worden vaak slachtoffer van dodelijk geweld. De dood kan ook het gevolg zijn van marteling, wrede behandeling en verwaarlozing in gevangenschap. Veel mensen die slachtoffer zijn geworden van verdwijningen, bleken opgepakt te zijn en in kampen of geheime centra gevangen. Degenen die langere tijd verdwenen keren meestal niet levend terug.
‘Shoot to kill’ is beleid waarbij wetshandhavers en het leger opdracht krijgen om te schieten met het oogmerk om te doden, bijvoorbeeld bij gewelddadige demonstraties of in de strijd tegen terroristen. Shoot-to-kill-opdrachten zijn openlijk verleend in onder meer Israël. In het Verenigd Koninkrijk zou het beleid hebben bestaan ten aanzien van het terrorisme van de IRA, maar dit is van officiële zijde altijd ontkend. Evenzo werd ontkend dat de Amerikaanse troepen die in 2001 Afghanistan binnenvielen een dergelijke opdracht hadden gekregen. Een opdracht tot shoot to kill is een schending van het recht op leven en kan worden beschouwd als een van de misdrijven tegen de menselijkheid. In situaties van gewapende strijd geldt shoot to kill als een oorlogsmisdaad.
De daders van politieke moorden zijn veelal militairen en politie. In diverse landen zijn doodseskaders actief. Vaak worden die door de overheid gesteund of getolereerd. Onder hun leden zijn veel (ex-)militairen en agenten. Deze politieke massamoorden kunnen mogelijk voorkomen worden door early warnings en vooral door internationale aandacht en druk.
Buitengerechtelijke executies sinds 1965
De VN kent een speciale rapporteur voor buitengerechtelijke executies, die jaarlijks verslag uitbrengt en die regeringen van geval tot geval om opheldering vraagt. Massale gevallen van politiek gemotiveerde moorden deden zich onder meer voor in Indonesië (1965-1966, 500.000 doden), Oeganda (1972-1978, 100.000-500.000 doden), Democratisch Kampuchea (1975-1978, 500.000 doden), El Salvador (1979-1992, 70.000 doden), Guatemala (1966-1995, 140.000 doden), Sudan (1970-2000, 2 miljoen doden), Angola (sinds 1975, 1,5 miljoen doden), Koerden in Irak (100-150.000 doden in de jaren tachtig), China (1.000 doden in Peking, 4 juni 1989), Rwanda (1994, 500.000 doden), Joegoslavië (1991-1995, 120.000 doden), Algerije (sinds 1992, 100.000 doden), Tsjetsjenië (sinds 1994, 100.000 doden), de Democratische Republiek Congo (sinds 1998, wellicht meer dan 5 miljoen doden), Irak (sinds 2003, 150.000 doden), Darfur, Sudan (sinds 2003, 200.000 doden), Syrië (sinds 2011, 400.000 doden) en Zuid-Soedan (sinds 2013, 300.000 doden).
Een nu bijna vergeten slachting maakte de meeste slachtoffers in de geschiedenis vóór de 20ste eeuw: bij het neerslaan van de opstand van de Taiping in China (1850-1864) vonden tussen de twintig en veertig miljoen mensen de dood.
Cijfers van massamoorden zijn vaak onbetrouwbaar, zoals onder meer blijkt in de discussie over het onderzoek van de Amerikaanse genocidedeskundige Rudolph Rummel. Het is in veel gevallen van gewapend conflict moeilijk om onderscheid te maken tussen enerzijds gesneuvelde strijders en anderzijds doden onder de burgerbevolking. Om de beperkingen van definities als genocide of buitengerechtelijke executies te vermijden, stelde de Amerikaanse deskundige David Scheffer de term atrocity crimes (gruwelmisdrijven) voor.
Amnesty en de VN-rapporteur
Sinds 1982 heeft Amnesty, als eerste internationale mensenrechtenorganisatie, talloze acties (waaronder bliksemacties) gevoerd om in tientallen landen politieke moorden te voorkomen of om opheldering en berechting van de verantwoordelijken te eisen. Amnesty steunt het werk van speciale VN-rapporteur voor buitengerechtelijke executies. In 2006 drong de rapporteur bij de VN-Mensenrechtenraad aan op een reeks maatregelen.
Tot de maatregelen behoren: reguliere bezoeken aan conflictgebieden door onafhankelijke waarnemers en stationering van waarnemers; bliksemacties voor urgente gevallen en dreigingen; scherp toezicht op de naleving van de Geneefse Conventies, het optreden van paramilitairen en politie, en op elk beleid van shoot to kill; sterke juridische waarborgen om het willekeurig opleggen en uitvoeren van de doodstraf tegen te gaan; en in het algemeen alle mogelijke internationale aandacht en druk.