Berechting van schenders van mensenrechten
Het ongestraft laten van schenders van mensenrechten (straffeloosheid) is de belangrijkste reden dat de schendingen doorgaan. In tientallen landen zijn er processen tegen mensen die mensenrechten geschonden hebben of initiatieven die tot dit soort processen moeten leiden. In veel gevallen worden de beklaagden vrijgesproken of krijgen korte gevangenisstraffen.
Het berechten van schenders van mensenrechten kwam tot het einde van de jaren 1990 maar sporadisch voor. Na de processen van Neurenberg (1945-46) en Tokio (1946-48), direct na de Tweede Wereldoorlog, duurde het lang tot er internationale tribunalen tegen schenders van mensenrechten werden ingesteld. Voorbeelden hiervan zijn de tribunalen voor Joegoslavië (1993), Rwanda (1994),Sierra Leone (2000), Cambodja (2003), Libanon (2009) en de oprichting van het Internationaal Strafhof in Den Haag in 2002.
Waar moet de berechting plaatsvinden?
Schenders kunnen berecht worden door nationale rechtbanken. In Nederland kan dat op grond van de Wet internationale misdrijven. Volgens het VN-verdrag tegen marteling moeten folteraars die in het buitenland verblijven en niet worden uitgewezen, ook in het land waar zij verblijven worden berecht. Dit heet het beginsel van universele jurisdictie. Van deze verdragsbepaling werd voor het eerst gebruik gemaakt in de zaak tegen de Chileense ex-dictator Pinochet, die tussen oktober 1998 en maart 2000 werd vastgehouden in Londen.
Een alternatief voor berechting is een civiele procedure. Vooral in de Verenigde Staten is het gelukt om daarmee compensatie af te dwingen van buitenlandse overheden. In diverse landen is er een waarheidscommissie geweest. Die was soms een voorbereiding op de latere berechting van verantwoordelijken.
Moeten alle schuldigen worden berecht?
Bij misdaad hoort straf. Dat is het beginsel van alle strafrecht, overal ter wereld. De praktijk is maar al te vaak anders. Bij de Verenigde Naties zeggen diplomaten wel: ‘Als je één moord pleegt krijg je gevangenisstraf, als je tien moorden pleegt kom je bij de psychiater en als je tienduizend mensen vermoordt nodigen we je uit voor onderhandelingen in Genève.’
Iedereen die verantwoordelijk is voor schendingen van mensenrechten behoort een (eerlijk) proces te krijgen. Dat beginsel is vastgelegd in het internationaal recht. Maar als we eerlijk zijn: het is onuitvoerbaar. Als het gaat om de afrekening met een langere periode met veel mensenrechtenschendingen, slaagt geen land erin om iedereen voor de rechter ter verantwoording te roepen.
Waar trek je de grens? Moet iedereen die betrokken was bij apartheid in Zuid-Afrika voor de rechter komen? En alle leden van de heersende partij in de voormalige DDR, plus de honderdduizenden informanten? En in Chili iedereen die enige hand- en spandiensten voor het militaire regime heeft vervuld? Het gevaar van een bijltjesdag is groot. En niemand wil een situatie zoals onder Stalin in Rusland, waar zelfs de melkboer van een in ongenade gevallen functionaris veroordeeld kon worden.
Waarheids- en verzoeningscommissies
In de praktijk wordt de juridische vervolging van daders, als het daar al van komt, veelal beperkt tot de belangrijker figuren. Bij de processen in Tokio tegen de Japanse oorlogsmisdadigers (in 1946-48) heetten die ‘Categorie A’-misdadigers, en zo worden ze nu ook aangeduid in bijvoorbeeld Ethiopië en Rwanda.
Als in een land of door een internationaal hof alleen de hoogste verantwoordelijken worden berecht (áls het al tot berechting komt), moeten andere manieren worden gevonden om met het verleden in het reine te komen. Daarvoor zijn in tientallen landen waarheid- en verzoeningscommissies opgericht. De Chileense commissie, begin jaren negentig, publiceerde een lijst van alle slachtoffers van politieke moord en ‘verdwijning’, en deed daarnaast een groot aantal aanbevelingen: voor gedenktekens, nieuwe wettelijke maatregelen, compensatie voor nabestaanden, verder onderzoek en dergelijke. Rechtvaardigheid kent vele gezichten.
Berechting is er daar één van, en is volgens deskundigen in internationaal recht in elk geval verplicht voor schuldigen aan volkenmoord, misdaden tegen de menselijkheid en ernstige oorlogsmisdaden. Aan andere betrokkenen kunnen disciplinaire straffen worden opgelegd, bijvoorbeeld dat ze geen overheidsfunctie meer mogen bekleden.