Peter Benenson (1921-2005)
Peter Benenson is de Britse jurist die Amnesty International oprichtte.
Benenson voerde zijn eerste acties als 16-jarige, voor wezen van de Spaanse Burgeroorlog. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij onder meer in Bletchley Park, het geheime centrum waar codes van het Duitse leger werden gekraakt. In de jaren 1950 stuurde de Britse vakbeweging hem als waarnemer naar processen tegen Spaanse vakbondsleden. Hij was ook waarnemer bij politieke processen in Cyprus, Hongarije en Zuid-Afrika.
Portugese studenten
Naar eigen zeggen las Benenson in november 1960, in de ondergrondse van Londen, een krantenartikel over twee Portugese studenten die een toost op de vrijheid hadden uitgebracht en daarom waren gearresteerd. Hij overwoog allerlei acties, zoals het onsteken van een fakkel op Trafalgar Square en een protestbezoek aan de Portugese ambassade. Maar hij realiseerde zich dat alleen een grotere publiekcampagne succes zou hebben. Op 28 mei 1961 publiceerde hij in het dagblad The Observer een artikel over ‘De vergeten gevangenen’, waarin hij opriep tot het schrijven van brieven voor degenen die omwille van hun mening of geloof vervolgd werden.
Onder de gevangenen die hij uitdrukkelijk noemde waren de Angolese verzetsstrijder en dichter (later president) Agostinho Neto, aartsbisschop Josef Beran in Praag, kardinaal Jozsef Mindszenty in Budapest en Ashton Jones, een actievoerder voor de rechten van Afro-Amerikanen, in de Amerikaanse staat Louisiana. Na een jaar werd het initiatief van Benenson en enkele andere juristen omgedoopt tot Amnesty International. Tot dan toe heette het ‘Appeal For Amnesty 1961’. De groep had in 1961 voor tientallen gewetensgevangenen actie gevoerd.
Wereldorganisatie tegen Marteling
Benenson was de spil van de organisatie en een eigenzinnig man. Hij ondernam missies naar Aden (nu Jemen), Nigeria en Rhodesië (nu Zimbabwe) zonder afstemming met andere leden van de Amnesty-groep. In 1967 verliet Benenson Amnesty na een ruzie met de toenmalige voorzitter Sean MacBride. Benenson beschuldigde hem van het aannemen van geheime overheidsfondsen, maar kon die aantijgingen niet staven. Later kwam het tot een verzoening, maar Benenson keerde niet meer naar Amnesty terug. In 1986 richtte hij, samen met onder anderen Martin Ennals, de Wereldorganisatie tegen Marteling (OMCT, SOS-Torture) op. Bij dat internationale netwerk waren bij aanvang 48 en in 2023 meer dan 200 organisaties aangesloten.
Bescheiden
Benenson overleed in 2005. Hij had zich een zeer bescheiden man getoond, die alleen na aandringen sprak over zijn rol in het ontstaan van Amnesty International. Alle aanbiedingen voor een officiële onderscheiding wees hij af. Bij zijn dood schreef een van zijn vrienden: ‘Hij bracht licht in de duisternis van de gevangenissen, in de verschrikking van folterkamers en de tragedie van doodskampen in de hele wereld. Hij gaf elk van ons de kans een verschil te maken.’
Een uitgebreide biografie van Peter Benenson is te vinden in Het verhaal achter Amnesty International (Muntinga 2011) van Bert Breij en Tom van Oosterhout.
Het artikel van Benenson in The Observer
Benenson opende zijn artikel in 1961 als volgt: ‘Iedere dag van de week dat u uw krant openslaat zult u een artikel aantreffen over iemand op de wereld die gevangen wordt gehouden, gemarteld of geëxecuteerd wordt omdat zijn mening of religie niet geaccepteerd wordt door zijn regering. Er zitten enkele miljoenen van dergelijke mensen in de gevangenis en hun aantal groeit. De krantenlezer voelt zich machteloos. Als al deze gevoelens van machteloosheid zich zouden verenigen in een gezamenlijke actie, zou er iets gedaan kunnen worden dat effect heeft.
[…] Wil de kracht van de opinie effectief zijn dan moet deze een brede basis hebben, internationaal en niet sektarisch zijn, en vertegenwoordigers uit alle partijen omvatten. Campagnes ten gunste van vrijheid die worden gevoerd door één land of partij tegen een andere, bereiken veelal niets anders dan een intensivering van veroordelingen.
[…] Onvermijdelijk kan de meeste actie waar de campagne toe oproept uitsluitend door regeringen worden ondernomen. Maar de ervaring leert dat in gevallen zoals deze de regeringen slecht bereid zijn te volgen waar de publieke opinie leidt. De druk van de opinie zorgde honderd jaar geleden voor de emancipatie van de slaven. Het gaat er nu om aan te dringen op dezelfde vrijheid voor de geest als die reeds is gewonnen voor het lichaam.’