Bedrijven, normen en mensenrechten
In de preambule van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) staat dat ieder individu en elk orgaan (dus ook: elk bedrijf) moet bijdragen aan de bevordering van mensenrechten.
Kijk voor meer informatie over bedrijven en mensenrechten op de themapagina.
Verantwoordelijkheid van bedrijven
Bij een grote multinationale onderneming strekt deze verantwoordelijkheid zich over meer terreinen uit dan bij een kleine firma, bijvoorbeeld bij het kiezen van handelspartners of het aan de kaak stellen van mensenrechtenschendingen bij regeringen.
De mogelijkheden van bedrijven om mensenrechten te bevorderen, liggen zowel binnen als buiten het eigen bedrijf. Binnen het bedrijf moet het management zorg dragen voor naleving van internationaal recht. Dat betekent dat het zijn werknemers moet beschermen tegen vervolging vanwege het uiten van een mening, tegen marteling en mishandeling, tegen gevaarlijk werk en tegen ‘ontoelaatbare vormen’ van kinderarbeid. Ook moet de onderneming vakbondsvrijheid garanderen. Buiten het bedrijf moet de onderneming de mensenrechten bevorderen, voor zover dat binnen zijn operationele sfeer ligt.
Er zijn diverse verdragsteksten, richtlijnen en gedragscodes geschreven ten aanzien van de verantwoordelijkheid van bedrijven, zoals de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) en de Richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
Amnesty geeft geen oordeel over een bepaalde investering in een bepaald land. Amnesty spoort bedrijven aan zich te informeren over de mensenrechtensituatie in een land en alle maatregelen te nemen die medeplichtigheid aan schendingen helpen voorkomen. Amnesty steunt de ontwikkeling van juridisch bindende regels om bedrijven aansprakelijk te stellen voor schendingen van de mensenrechten. Bij een belangrijke handelsmissie wordt de betrokken minister en de deelnemers geïnformeerd over de mensenrechtensituatie in een land.
Amnesty komt in actie als bedrijven direct betrokken zijn bij schendingen van mensenrechten of duidelijk nalatig zijn in het nakomen van verplichtingen, zoals ten aanzien van de rol van multinational Shell in Nigeria of de nasleep van de ramp in het Indiase Bhopal. Geregeld komt Amnesty bijeen met de grote Nederlandse multinationals. In deze bijeenkomsten worden mensenrechtenonderwerpen besproken en dilemma’s gedeeld.
Zijn bedrijven gebonden aan mensenrechten?
De Amerikaanse industrieel en filantroop Andrew Carnegie (1835-1919), toen de rijkste man ter wereld, schreef in 1899 een Evangelie van de rijkdom, waarin hij de zelfzuchtigheid van de welgestelden veroordeelde en pleitte voor sociale voorzieningen: ‘We streven naar een samenleving waarin de overtollige rijkdom van enkelen het bezit van velen wordt.’
In de Preambule van de UVRM staat een zin die organisaties zoals Amnesty International telkens aanhalen als ze bedrijven willen wijzen op hun verantwoordelijkheid voor de mensenrechten: ‘… opdat ieder individu en elk orgaan van de gemeenschap ernaar zal streven … de eerbied voor deze rechten en vrijheden te bevorderen …’ Mensenrechten zijn dus uitdrukkelijk niet alleen een taak van regeringen.
Eigenlijk tonen bedrijven pas sinds de jaren negentig serieuze belangstelling voor mensenrechten. Of beter gezegd, voor een vorm van bedrijvigheid die ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ (MVO) wordt genoemd. Shell was een van de eerste multinationals die in de bedrijfsbeginselen een verwijzing naar de UVRM opnam. Dat was naar aanleiding van de protesten die in 1995 wereldwijd rezen naar aanleiding van twee zaken: de voorgenomen dumping van het booreiland Brent Spar in de zee, en de terechtstelling van de Nigeriaanse anti-Shell-activist Ken Saro-Wiwa die Shell had moeten helpen voorkomen (zie hieronder).
Al snel volgden andere internationale ondernemingen met een programma voor MVO. Dat is vooruitgang. De realiteit is echter dat die vooruitgang héél langzaam is. Bedrijven maken goede sier met hun MVO, maar in de praktijk houdt het vaak weinig in. Want, ten eerste, de MVO-maatregelen gaan vooral over de praktijken binnen het bedrijf (fatsoenlijke behandeling van werknemers), en zelden over de verantwoordelijkheid die een bedrijf zou kunnen of moeten nemen voor de samenleving waarin ze werkzaam is. Ten tweede, de richtlijnen zijn vaak in vage termen geformuleerd en de uitvoering ervan wordt meestal niet onafhankelijk gecontroleerd. Ten derde, de maatregelen gaan vaak over milieu en bedrijfsfaciliteiten en dergelijke, maar zelden over mensenrechten zoals het voorkómen van marteling of politieke moord. Ten vierde, bedrijven gaan zelden uit eigen beweging over tot MVO; dat doen ze pas als maatschappelijke organisaties flinke druk uitoefenen. En ten vijfde, bedrijven stellen elk hun eigen gedragscodes op, terwijl de pogingen om er internationale voorschriften van te maken nog heel weinig hebben opgeleverd. Normen van bijvoorbeeld de VN worden juist door veel bedrijven sterk tegengewerkt.
Ken Saro-Wiwa en Shell
De Nigeriaan Ken Saro-Wiwa (1945-1995) kreeg grote populariteit als schrijver van onder meer televisieseries. In 1990 was hij medeoprichter van de politieke beweging van de Ogoni, bewoners van de Niger-delta die protesteerden tegen mensenrechtenschendingen en milieuvervuiling die het gevolg waren van de oliewinning door Shell. Na een demonstratie die tot de dood van vier Ogoni-leiders leidde, werd hij opgepakt, ter dood veroordeeld en samen met acht andere activisten op 10 november 1995 opgehangen. Zijn schuld aan de moorden is nooit bewezen.
Saro-Wiwa’s einde werd als volgt beschreven door de Nigeriaanse schrijver en Nobelprijswinnaar Wole Soyinka: ‘Op 21 mei 1994 werden vier traditionele stamhoofden doodgehakt bij een betoging van de Mosop, de oppositiebeweging van de Ogoni. De voorzitter van Mosop, Ken Saro-Wiwa, was daar niet bij. Hij was door de politie onderweg tegengehouden. Later werd Saro-Wiwa gearresteerd en samen met negen anderen beschuldigd van medeplichtigheid bij de aanklacht. In januari 1995 begonnen de zittingen van een tribunaal, dat door generaal Abacha zelf was samengesteld. De advocaten werd stelselmatig lastig gevallen door agenten van de veiligheidsdienst en ze kregen alleen maar toegang tot hun cliënten volgens de luimen van de overheid.
Van de hoofdadvocaat werd het kantoor door mannen in militair uniform met machinegeweren doorzeefd. Zijn lijfwachten liepen zware verwondingen op die leidden tot amputatie bij de een en de dood van een ander. Op 7 november werden Ken Saro-Wiwa en acht anderen ter dood veroordeeld. In de gevangenis ontdekte de directie dat er geen bereidwillige beul beschikbaar was en zo leefden Saro-Wiwa nog een paar dagen langer in de dodencel. Een beul werd ten slotte uit het noorden overgebracht. Maar de apparatuur van de galg was te lang ongebruikt geweest en hinderde het beulswerk, waardoor het lijden van de veroordeelden uitliep op een onzeglijk menselijk drama. Ken Saro-Wiwa was het eerst aan de beurt, en er waren vijf pogingen nodig om hem op te hangen. Op 10 november, toen hij voor de derde of vierde keer van het schavot werd gehaald, riep hij uit: “Waarom doen jullie dit tegen me? Wat voor een natie is dit?”’
De executies brachten internationale beroering en bewoog Shell tot het aannemen van een nieuwe gedragscode, wat ook andere bedrijven aanzette tot maatregelen om mensenrechten te beschermen. In 2009 bood Shell, op de dag voorafgaande aan een gepland proces, 15,5 miljoen dollar ter compensatie aan familieleden van Ken Saro-Wiwa. Shell, dat verklaarde onschuldig te zijn, zei dat dat werd gedaan ‘om een menselijk gebaar te maken, een mogelijkheid om het proces van verzoening vooruit te helpen en een betere toekomst te ondersteunen voor het volk van de Ogoni in de Nigerdelta’. Esther Kiobel daagde in 2017 Shell voor de Nederlandse rechter vanwege de executies van haar echtgenoot, Barinem Kiobel, en de andere mannen die werden opgehangen. Zij deed dat samen met drie andere weduwen.
Amnesty heeft bij zowel Shell als de Nigeriaanse overheid aangedrongen op veel betere bescherming van mensenrechten en milieu in de oliewinningsgebieden. Amnesty bracht diverse rapporten uit over de betrokkenheid van oliemaatschappijen bij schendingen van mensenrechten in Nigeria.