Wetsvoorstellen coronatoegangsbewijzen niet in lijn met mensenrechten
Amnesty International is kritisch over de nieuwe wetsvoorstellen voor de invoering van 2G-beleid en toegangsbewijzen op het werk: deze zijn nog te vaag omschreven waardoor het niet duidelijk is hoe ze aan mensenrechtenvoorwaarden zullen voldoen. Amnesty roept de regering op deze in lijn te brengen met internationale mensenrechtenstandaarden.
Volgens mensenrechtenstandaarden moeten maatregelen die worden genomen om corona te bestrijden en de volksgezondheid te beschermen noodzakelijk en proportioneel zijn. Het is belangrijk dat de regering toegankelijke, duidelijke wetenschappelijke onderbouwing biedt bij de maatregelen en uitlegt waarom minder beperkende maatregelen niet mogelijk zijn. Dat is nu onvoldoende het geval.
Onvoldoende onderbouwing 2G-wetsvoorstel
Het huidige wetsvoorstel schiet tekort in het beschrijven van de noodzaak en proportionaliteit van 2G-beleid. De regering moet op basis van toegankelijke en wetenschappelijk onderbouwde informatie uitleggen waarom 3G-beleid of andere, minder beperkende regels, zoals het dragen van een mondkapje of afstand houden, onvoldoende zijn om besmettingsrisico’s te vermijden. Het wetsvoorstel stelt deze belangrijke overwegingen uit naar latere ministeriële regelingen.
Ook benoemt het wetsvoorstel onvoldoende dat de maatregelen tijdelijk zijn en na verloop van tijd opnieuw worden beoordeeld. Het wetsvoorstel moet duidelijk maken wanneer een 2G-beleid wordt ingetrokken.
Wanneer het gaat om toegang tot essentiële diensten, zoals supermarkten en ziekenhuizen, of op school of werk moeten er alternatieven zijn, zoals het tonen van een negatief testbewijs. De wetsvoorstellen van het kabinet lijken wat dit punt betreft wél in lijn met mensenrechten, aangezien het kabinet 2G niet wil invoeren voor essentiële diensten, onderwijs of werk.
Te veel onduidelijkheid over toegangsbewijs op het werk
Amnesty heeft ook zorgen over de andere wet, die het mogelijk maakt om toegangsbewijzen in te voeren op het werk. Dit is alleen gerechtvaardigd bij werktaken waar het risico op besmetting hoog is en geen alternatieve, minder beperkende maatregelen mogelijk zijn. Het wetsvoorstel omschrijft onvoldoende in welke werkomgevingen dit mogelijk is en voor welke functies. Het kan zo zijn dat bepaalde werknemers werkzaamheden uitoefenen die hoge risico’s met zich meebrengen, terwijl het risico bij andere werknemers laag is. Het is dan niet gerechtvaardigd om voor alle medewerkers een toegangsbewijs in te voeren. De regering moet in het wetsvoorstel duidelijker specificeren voor wie, waar en wanneer een toegangsbewijs kan worden ingevoerd.
Daarnaast mogen vaccinaties of toegangsbewijzen niet als het eerste of enige middel worden beschouwd om de veiligheid op het werk te garanderen waarborgen. Wanneer andere, minder beperkende maatregelen zoals fysieke afstand of beschermende uitrusting mogelijk zijn, moet daarvoor worden gekozen. Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid voor werkgevers om af te zien van een toegangsbewijs wanneer zij bepaalde alternatieve maatregelen nemen. Dit legt te veel verantwoordelijkheid bij de werkgever en kan zorgen voor onduidelijkheid en willekeur. De keuze om minder beperkende maatregelen in te voeren moet bij de overheid liggen, die kan het beste beoordelen hoe mensenrechten worden beschermd.