Vonnis tegen ex-dictator Tsjaad: een waarschuwing voor anderen

Het is om vele redenen een historisch vonnis geworden: in Dakar is vandaag de voormalige dictator van Tsjaad, Hissène Habré, veroordeeld tot levenslang voor misdaden tegen de menselijkheid, verkrachting en seksuele slavernij. Hij werd berecht door de Speciale Afrikaanse Kamers in Dakar, Senegal, een uniek ‘hybride’ hof onder de vlag van de Afrikaanse Unie, mede betaald door EU-landen en de VS.

‘Dit is de eerste keer dat een land een ex-staatshoofd van een ander land berecht en het is de eerste keer dat een rechtszaak in Afrika wordt gehouden voor wandaden die zó erg zijn dat ze onder universele jurisdictie vallen’, aldus Reed Brody van Human Rights Watch, vanaf het begin de grote motor achter het proces, die ik opbelde in Parijs, toen vorig jaar duidelijk was dat het proces zou doorgaan.

In 1999 was Brody bezig met een rechtszaak tegen de oud-Chileense dictator Pinochet, toen Tsjadische slachtoffers van Habré hem benaderden. ‘Bij ons is er ook zo iemand als Pinochet’, zeiden ze. Sindsdien zette hij zich in voor Habré’s berechting. In 2001 bezocht hij het verlaten kantoor van de Tsjadische veiligheidsdienst, de DDS, waar hij stuitte op de dossiers van al hun gevangenen. Daaruit bleek dat er 1.208 mensen waren omgekomen tijdens hun gevangenschap.

Het proces heeft een lange voorgeschiedenis. Brody: ‘Het kostte de slachtoffers 24 jaar hier te komen en veel inspanningen door Human Rights Watch, Amnesty en, niet te vergeten, België, dat er een zaak over aanspande bij het Internationaal Gerechtshof. De Speciale Kamers begonnen pas echt in februari 2013, en het proces is naar verwachting eind dit jaar of begin 2016 voorbij. Drie jaar vanaf het begin van het hof tot het vonnis: dat is erg snel.’

Voor de rechtszaak begon, was al veel bekend over de dictatuur van Habré en van de DDS. Dat kwam onder meer dankzij het onderzoek van de Tsjadische Waarheidscommissie. Habré zelf was een ‘intellectueel, opgeleid aan eerbiedwaardige Franse universiteiten, maar een die denkt en zich gedraagt als een kamelendief’, aldus de commissie in haar rapport van 1992. Onder Habré gingen alle banen alleen nog naar leden van zijn etnische groep, de Gorame, die de rest van het volk gingen beschouwen als hun slaven.

Wie zich verzette, of omging met vermeende tegenstanders, wachtte de cel en marteling. Ze kregen gas in ogen, neus en mond gespoten of hun mond werd tegen de uitlaat van auto met draaiende motor gehouden, om enkele martelmethodes te noemen uit het rapport.

Overwinning

De twintig grootste beulen onder Habré waren eind maart vorig jaar al berecht, in Tsjaad zelf, wegens marteling en moord. Zeven kregen er levenslang, aan zevenduizend slachtoffers werd 118 miljoen euro compensatie toegezegd, te betalen door de daders en de staat.

Brody noemde ook die vonnissen een ‘ongekende overwinning’ voor de slachtoffers, maar was blij dat Habré zelf, die eerder in Tsjaad bij verstek de doodstraf kreeg, daar niet terechtstaat. ‘Niemand wilde het risico lopen dat Habré gemarteld zou worden of een oneerlijk proces zou krijgen’.

Het onderzoek van het ‘haastig’ in elkaar gezette proces was ook lang niet zo uitgebreid als dat voor de Speciale Kamers: hoorden de Tsjadische onderzoekers en aanklagers zo’n honderd getuigen, de Senegalezen spraken maar liefst met 2.500 getuigen en slachtoffers.

‘Tienduizenden brieven van Amnesty’

De documenten die Brody in Tsjaad aantrof, maken ook deel uit van het bewijsmateriaal in de zaak tegen Habré zelf. Net als een verklaring van Habré over Amnesty, vermoedt hij.

Brody: ‘In het DDS-kantoor vonden we tienduizenden brieven van Amnesty-leden die om vrijlating vroegen van gevangenen. Habré moet daarvan hebben geweten. Onder de kop: “Wat wil Amnesty International?” schreef hij ooit een stuk waarin hij zei dat “deze zogenaamde humanitaire organisatie moet beseffen dat ze ons niets kan leren over mensenrechten.” Zelfs als je niet kunt bewijzen dat Habré opdracht gaf tot al die moorden, toont het artikel dat hij de beschuldigingen van de wandaden kende maar niets deed om ze te stoppen.’

Macky Sall

Maar dat het proces tegen Habré doorging, is met name te danken aan de verkiezing in 2012 van Macky Sall tot president van Senegal, aldus Brody vorig jaar. ‘Habré had naar verluidt de schatkist geleegd voor hij naar Dakar vluchtte. Daardoor kon hij machtige beschermers aan zich binden en volgde uitstel op uitstel. Sall deed wat hij als oppositieleider had beloofd en daar is politieke wil voor nodig. De slachtoffers en ik zijn hem daar dankbaar voor.’

Het belang van een veroordeling in Afrika

Iets anders is dat de eigenlijke rechtszaak zelf minder dan een jaar heeft geduurd, ondanks de vele getuigen die zijn gehoord. Dat komt mede doordat voor het Franse rechtssysteem is gekozen, die veel overeenkomsten heeft met het Nederlandse: voorafgaand aan het proces heeft al veel onderzoek plaatsgehad, waardoor het aantal zittingsdagen beperkt bleef. Het kan wellicht een aansporing zijn voor het Internationaal Strafhof in Den Haag, waar de zaken veel langer duren, de procedures waar mogelijk aan te passen.

Brody constateert vandaag in de Volkskrant terecht het Senegalese tribunaal ‘duidelijk meer draagvlak’ heeft onder de Afrikaanse bevolking dan het Strafhof. De verklaringen van de 2.500 getuigen hebben de zaak tegen Habré ‘keihard’ gemaakt, zegt hij. ‘Als hij in Afrika wordt veroordeeld, dan opent dat de weg voor vervolging van andere leiders op dat continent wegens misdaden tegen hun eigen bevolking, zoals Robert Mugabe van Zimbabwe of Uhuru Muigai Kenyatta in Kenia.’

Marnix de Bruyne is redacteur van Wordt Vervolgd, het journalistiek onafhankelijke maandblad van Amnesty International. Zie voor andere bijdragen over internationale rechtszaken het blog – en de maandelijkse rubriek – De Zaak.
http://www.amnesty.nl/wordt-vervolgd-blog