Vijf vragen aan… Eva Romviel
Eva Romviel (27) is bijna klaar met haar studie Internationale Ontwikkelingsstudies aan de Universiteit van Wageningen. Voor haar functie als community mobiliser bij Greenpeace pendelt ze drie dagen per week op en neer van Wageningen naar Amsterdam. Daarnaast is Eva vrijwilliger bij Amnesty, al sinds ze is gaan studeren. Ze hielp de studentengroep in Wageningen opbouwen, coördineerde en ondersteunde daarna op landelijk niveau Amnesty’s studentengroepen en is nu al een tijd werkzaam als Amnesty-trainer. Wat houden die functies allemaal in? En wat motiveert haar om zich zo actief voor Amnesty in te zetten? We vragen deze enthousiaste vrijwilliger naar haar verhaal.
Hoe ben je bij Amnesty terechtgekomen?
De eerste keer dat ik over Amnesty hoorde, was ik 11 of 12 jaar. Ik heb toen mijn spreekbeurt over Amnesty gehouden. Ik was geïnspireerd, maar ook geschokt door de verhalen over onrecht. Verdrietig en boos werd ik ervan. Mijn passie voor het werk van Amnesty en de organisatie is sindsdien ontwikkeld denk ik. Amnesty staat voor afspraken die de waardigheid van alle mensen moeten waarborgen. Dat vond ik toen al heel belangrijk en dat is zo gebleven.
Tijdens de introductieweek voor mijn studie maakte ik kennis met de Amnesty-studentengroep in Nijmegen. Omdat dat me erg leuk leek, maar ik in Wageningen ging studeren, was ik benieuwd of er ook zo’n groep in Wageningen bestond. Na enig zoeken bleek deze inderdaad te bestaan, maar de studentengroep was daar toen met zo’n vier actieve leden vrij bescheiden. Eén keer in de drie maanden werd er een schrijfavond georganiseerd. Met een dosis enthousiasme meldde ik me aan en heb ik de studentengroep verder helpen opbouwen.
Hoe hebben jullie dat gedaan?
Door allereerst goed na te denken over hoe we leden iets zouden kunnen aanbieden wat ze leuk vonden om te doen. We besloten verschillende commissies op te zetten: een commissie richtte zich op handtekeningenacties, een andere hield zich bezig met het organiseren van inhoudelijke avonden, en de derde was een educatiecommissie, die met gastlessen op scholen aan de slag ging. We gingen langs hoorcolleges om studenten enthousiast te maken om bij de groep te gaan en wierven nieuwe leden in onze eigen netwerken. En dat werkte! In een jaar tijd groeide de studentengroep van vier naar 15 leden. Het ging eigenlijk verrassend makkelijk om nieuwe leden te werven en de commissies te vullen. De bekendheid van Amnesty heeft daar zeker bij geholpen.
Na dit jaar ging het allemaal echt lopen en groeide de groep verder. Eén keer in de twee maanden organiseerden we een filmavond en er was elke maand wel een handtekeningenactie. We hebben de studentengroep echt op de kaart weten te zetten. Toen het eenmaal goed liep ben ik een meer ondersteunende rol gaan vervullen.
Ik ben mij toen op landelijk niveau gaan inzetten voor Amnesty, eerst door de landelijke studentendag voor alle Amnesty-studentengroepen te organiseren, samen met de afdeling Educatie van het Amnesty-kantoor in Amsterdam. Daarna heb ik de ‘National Student Coordination’ gedaan: er zijn in totaal elf Amnesty-studentengroepen door het hele land en ik ondersteunde hen. Dat heb ik drie jaar gedaan.
Nu ben je, naast je functie bij Greenpeace, trainer voor Amnesty. Wat houdt dat in en hoe combineer je dat?
Als trainer in de regio Noordoostpolder, Overijssel en Gelderland train ik vooral nieuwe groepen en groepsleden. Deze training geeft veel algemene informatie: wat doet Amnesty en hoe zit het precies met mensenrechten? Er is een format voor, dat ik grotendeels gebruik, maar ik geef er ook zeker mijn eigen draai aan. Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk om er een interactieve training van te maken, met veel ruimte voor vragen.
Ik werk voorlopig drie dagen in de week bij Greenpeace, dus het is goed te combineren. Het aantal trainingen dat wordt georganiseerd verschilt sterk per jaar, maar de komende tijd staan er flink wat op de planning. Dat is voor mij geen probleem, want ik vind het erg leuk en krijg er veel energie van. Dat zorgt er denk ik ook voor dat ik de boodschap van Amnesty om onrecht te bestrijden goed kan overbrengen, en mensen vervolgens kan aanzetten om zelf in actie te komen en het verschil te maken.
Kumi Naidoo, de nieuwe secretaris-generaal van Amnesty, stelt in zijn visie voor Amnesty: ‘Je kunt het niet over de klimaatcrisis hebben, zonder te erkennen dat het ook een kwestie is van ongelijkheid.’ Klimaat en mensenrechten zijn twee thema’s waar jij je momenteel veel mee bezighoudt. Hoe kijk jij ertegen aan?
Klimaatverandering is een van de grootste problemen van de komende tijd en zal heel veel mensen in hun bestaanszekerheid en in hun mensenrechten gaan beïnvloeden; dat doet het nu al. Het is veroorzaakt door mensen en als mensen kunnen en moeten we er nu ook wat aan doen. Ik vind dat de welvarende landen daar ook hun verantwoordelijkheid in moeten nemen. En dat uiteindelijk de politiek meer druk moeten uitoefenen op bedrijven om zich meer te richten op maatschappelijke meerwaarde dan op winst. Ik vind het dan ook een goede ontwikkeling dat onze nieuwe secretaris-generaal daarmee bezig is.
Waar hoop jij dat Amnesty over 10 jaar staat?
Het zou mooi zijn als we over 10 jaar overal ter wereld mensen de straat op krijgen en hen laten samenwerken in de strijd tegen onrecht. En dat het thema mensenrechten meer op de politieke agenda komt te staan.
Ook hoop ik dat we tegen die tijd meer laten zien dat er een wereldwijde beweging is van mensen die een andere, rechtvaardiger wereld willen. Dat mensen inderdaad petities kunnen tekenen, maar dat Amnesty ze nog beter verschillende middelen biedt om ook zelf actief aan de slag te gaan voor mensenrechten. Het is mij nu allemaal nog wat te passief en ik denk dat Amnesty meer uit haar leden kan halen. Laatst hoorde ik over de activismestrategie waar Amnesty mee bezig is. Daar komt dit ook in terug. ‘Dit lijkt ergens op!’, dacht ik.
Ook wat betreft de samenstelling van onze achterban valt er nog het een en ander te verbeteren. We zijn er al mee bezig, maar ik hoop dat we over 10 jaar nog veel meer jongeren aanspreken en hen laten zien dat zij ook het verschil kunnen maken. Dat we ze duidelijke handvatten geven om ook in actie te komen. Wat ik supergaaf vind is het peer educator-project. Daarbij hebben jongeren die te maken hebben met discriminatie een voorbeeldfunctie voor jongeren met dezelfde achtergrond. Ik hoop dat ze dat project breder gaan uitzetten en dat ze ermee doorgaan. Ik denk dat dat de bottom-up change is die we nodig hebben.
Als ik een nieuw rapport van Amnesty lees, ben ik soms zo verbaasd dat bepaalde dingen nog steeds gebeuren in de wereld. Tegelijkertijd motiveert dat me: het is blijkbaar echt nodig om me in te zetten. Iedereen kan iets doen!