Overtuigend bewijs van oorlogsmisdrijven door Turkse strijdkrachten
Turkse strijdkrachten en een coalitie van door Turkije gesteunde Syrische gewapende groeperingen hebben oorlogsmisdaden gepleegd, waaronder het doden en verwonden van burgers tijdens het offensief in het noordoosten van Syrië.
Amnesty International verzamelde tussen 12 en 16 oktober getuigenverklaringen van zeventien mensen, onder wie medici, reddingswerkers, ontheemden, journalisten, lokale en internationale humanitaire hulpverleners. Daarnaast werden videobeelden geanalyseerd en geverifieerd en een medisch rapport en andere documenten bestudeerd.
Bewijs van aanvallen op burgers
De verzamelde informatie levert overtuigend bewijs van willekeurige aanvallen op woonwijken. Zo werd onder meer vastgesteld dat het Turkse leger en geallieerde Syrische gewapende troepen aanvallen uitvoerden op een huis, een bakkerij en een school. Het onthult ook gruwelijke details van de moord op een prominente Syrisch-Koerdische politica, Hevrin Khalaf. Zij werd omgebracht door leden van Ahrar Al-Sharqiya, onderdeel van het Syrische nationale leger, en een coalitie van Syrische gewapende groepen die worden bewapend en gesteund door Turkije.
‘Het Turkse militaire offensief in het noordoosten van Syrië dwingt Syrische burgers opnieuw hun huizen te ontvluchten vanwege het gevaar van bombardementen, ontvoering en moord. Turkse strijdkrachten en hun bondgenoten tonen hun minachting voor het leven van burgers. Ze voeren onwettige dodelijke aanvallen uit op woonwijken waarbij burgers werden gedood en gewond raakten,’ zegt Kumi Naidoo, secretaris-generaal van Amnesty International.
Turkije verantwoordelijk voor schendingen
‘Turkije is verantwoordelijk voor de acties van de Syrische gewapende groepen die het ondersteunt, bewapent en aanstuurt. Tot nu toe heeft Turkije deze groepen ongehinderd ernstige schendingen laten plegen in Afrin en op andere plaatsen. We roepen Turkije opnieuw op een einde te maken aan de schendingen, daders verantwoordelijk te houden en burgers te beschermen. Turkije kan de verantwoordelijkheid niet ontlopen door oorlogsmisdaden uit te besteden aan de gewapende groepen,’ zegt Kumi Naido
De gezondheidsautoriteit van de Koerdische autoriteiten in Noordoost-Syrië zegt dat sinds het begin van het offensief ten minste 28 mensen zijn gedood onder wie 18 kinderen. Volgens de Turkse autoriteiten zijn tot 15 oktober in Turkije 18 burgers gedood en raakten er 150 gewond als gevolg van mortieraanvallen die volgens hen door Koerdische troepen in Syrië zijn uitgevoerd. Als Koerdische troepen met onnauwkeurige wapens explosieven afvuren op gebieden waar burgers wonen, zou dit in strijd zijn met internationaal humanitaire recht.
Aanvallen op burgers in Noordoost-Syrië
In een van de meest gruwelijke aanvallen die zijn vastgelegd, beschreef een Koerdische medewerker van de Rode Halve Maan hoe hij lichamen uit het puin haalde na een Turkse luchtaanval op 12 oktober. Daarbij kwamen bommen in de buurt van een school in Salhiye terecht waar burgers beschutting hadden gezocht.
‘Alles gebeurde zo snel. In totaal waren er zes gewonden en vier doden, onder wie twee kinderen. Ik kon niet zeggen of het jongens of meisjes waren, omdat hun lijken helemaal zwart waren. Ze zagen eruit als houtskool. De andere twee doden waren oudere mannen,’ zei de reddingswerker. Ook vertelde hij dat de frontlinie meer dan 1 km ver weg was en dat er geen strijders of militaire doelen in de nabije omgeving waren.
Een andere medewerker van de Rode halve Maan vertelde Amnesty hoe hij probeerde om een 11-jarige jongen en een 8-jarig meisje te redden. ‘De jongen raakte gewond aan zijn borst. De verwonding was verschrikkelijk. Hij had een open wond … en hij kon niet ademen. Het zag eruit alsof een [stuk] granaatscherf zijn borst had opengescheurd.’ De kinderen werden geraakt door mortieren toen ze buiten speelden in de buurt van de al-Salah-moskee in Qamishli. De jongen stierf later aan zijn verwondingen. Zijn zus werd ook getroffen door granaatscherven waarna deel van haar been moest worden geamputeerd. Volgens de reddingswerker waren nergens in de buurt militaire bases of controleposten. De reddingswerker vertelde dat Qamishli sinds 10 oktober zwaar wordt beschoten en dat woonhuizen, een bakkerij en een restaurant waren getroffen.
Volgens onafhankelijke internationale waarnemers werd tussen Qamishli en Ras al-Ain op 13 oktober tijdens een Turkse aanval een civiel konvooi getroffen waarin verschillende journalisten meereisden. Volgens de Koerdische Rode Halve Maan werden zes burgers, onder wie één journalist, gedood bij de aanval en raakten 59 mensen gewond. Een journalist die getuige was van de aanval, beschreef het als ‘een absoluut bloedbad’. Hij zei dat het konvooi uit ongeveer 400 burgervoertuigen bestond en dat er geen strijders aanwezig waren, alleen enkele gewapende bewakers die het konvooi beschermden.
Amnesty’s oproep: stop wapenleveranties
‘Alle partijen in het conflict moeten het internationale humanitaire recht respecteren. Dat bepaalt dat alle haalbare voorzorgsmaatregelen worden genomen om burgerslachtoffers te voorkomen of op zijn minst te minimaliseren. Een aanval op een burgerkonvooi is onvergeeflijk,’ zegt Kumi Naidoo. ‘Er is ook geen rechtvaardiging voor het willekeurig beschieten van gebieden waar burgers wonen met onnauwkeurige wapens zoals mortieren. Dergelijke onwettige aanvallen moeten worden onderzocht en de verantwoordelijken moeten ter verantwoording worden geroepen.’
De Verenigde Staten zijn de grootste exporteur van wapens naar Turkije. Andere leveranciers zijn Italië, Duitsland, Brazilië en India. Amnesty roept staten op om wapenleveranties op te schorten aan Turkije en andere partijen die het conflict in Syrië zijn betrokken, inclusief de Koerdische troepen. Er zijn voldoende aanwijzingen dat zij het internationaal recht schenden.
Doodslag en ontvoeringen
Amnesty bevestigde getuigenverklaringen, verifieerde videobeelden en bestudeerde een medisch rapport om na te gaan hoe de Koerdische politica Hevrin Khalaf op 12 oktober in een hinderlaag werd gelokt op de snelweg die Raqqa met Qamishli verbindt. Ze werd uit haar auto gesleept, geslagen en in koelen bloede doodgeschoten door strijders uit Ahrar al-Sharqiya. Ze doodden ook haar lijfwacht. In een medisch rapport van Amnesty worden de verwondingen van Hevrin Khalaf beschreven, waaronder meerdere schotwonden in haar hoofd, gezicht en rug en fracturen aan haar benen, gezicht en schedel.
Een goede vriend van Khalaf vertelde Amnesty dat toen zij Khalaf belde een man opnam die zich identificeerde als een Syrische gewapende oppositiestrijder. In het Arabisch zei hij haar: ‘Jullie Koerden zijn verraders, iedereen van de [PKK] partij is een agent’. Daarna zei hij dat Khalaf was vermoord.
Op dezelfde dag en op dezelfde locatie hebben leden van Ahrar al-Sharqiya ook ten minste twee Koerdische strijders gevangengenomen en vervolgens gedood. Ook ontvoerden ze twee mannen die bij een plaatselijke medische organisatie werkten. Familieleden bevestigden aan Amnesty dat hun verblijfplaats onbekend is. Amnesty verifieerde de tijd en datum van de video’s waaruit bleek dat de doodslag en ontvoeringen van de twee burgers plaatsvonden in de middag op 12 oktober.
‘Het in koelen bloede doden van weerloze mensen is volslagen verwerpelijk en een flagrante oorlogsmisdaad. Er moet een onafhankelijk onderzoek komen naar de moord op Hevrin Khalaf en anderen door Ahrar’s al-Sharqiya en de daders moeten worden berecht. Zolang Turkije de strijdkrachten hun gang laat gaan en de straffeloosheid laat voortduren, zal het verdere wreedheden aanmoedigen,’ zegt Kumi Naidoo.
Humanitaire situatie verslechterd
De vrees bestaat dat de 100.000 ontheemden gebrek zullen krijgen aan voedsel, schoon water en medische middelen. In kampen voor intern ontheemden, zoals al-Hol, is de bevolking volledig afhankelijk van humanitaire hulp. Een groep van veertien internationale humanitaire organisaties waarschuwde op 10 oktober dat het offensief zou kunnen leiden tot het afsnijden van hulp aan de bevolking. Een paar dagen later waarschuwde het Internationale Rode Kruis dat de vijandelijkheden konden leiden tot de vlucht van 300.000 mensen. Ook maakt het Rode Kruis zich ernstige zorgen over watertekorten.
In de stad Derbassiya bestaat ongeveer 90 procent van de bevolking uit mensen die elders uit hun huizen zijn verdreven. Een man in Derbassiya, die met zijn familie vluchtte, vertelde Amnesty dat ongeveer de helft bij familieleden in het zuiden verbleef en de rest onderdak had gezocht in scholen en moskeeën. Veel van die ontheemden kunnen nergens heen en slapen in de open lucht, in tuinen en op straat.
‘Er zijn geen humanitaire organisaties in het zuiden van Derbassiye. We hebben ze niet gezien. We hebben basisvoorzieningen nodig, zoals water, voedsel, kleding, dekens en matrassen. We hebben een ziekenhuis nodig… De winter komt eraan. Er is een oplossing nodig, vooral voor de gezinnen die buiten leven,’ vertelde hij.
Een hulpverlener vertelde: ‘Mensen die aan chronische ziekten lijden, lopen een groot risico. Hun leven zal afhangen van hoe lang de gevechten duren en of we in staat zijn om hulp te blijven geven.’
Er zijn ook ernstige zorgen dat de veiligheidssituatie kan leiden tot verdere evacuatie van internationaal personeel. De opmars van Syrische regeringstroepen brengen risico’s met zich mee voor lokale Arabische en Koerdische medewerkers, evenals voor ontheemde burgers die uit andere delen van Syrië zijn gevlucht. Er wordt gevreesd dat hulporganisaties onvoldoende in staat zijn om over de grens hulp te verlenen.
‘Alle partijen in het conflict moeten lokale en internationale humanitaire organisaties onbelemmerd toegang bieden,’ zegt Kuni Naido. ‘Het militaire offensief van Turkije heeft duizenden mensen verdreven die al ontheemd waren en elders een veilig onderdak hadden gevonden. De Turkse acties dreigen de levering van levensreddende en medische hulp te belemmeren. Dat kan een humanitaire catastrofe veroorzaken in een land dat al door oorlog is verwoest.’