Srebrenica: de plicht tot bezinning

In het Nederlandse nationale bewustzijn worden sommige mijlpalen uit de geschiedenis aangeduid met een simpele plaatsnaam. Zo staat Schengen, een dorpje in Luxemburg, voor het afbreken van Europese binnengrenzen. En Srebrenica, een stadje in Bosnië met niet veel meer inwoners dan Staphorst, voor de grootste massamoord waarbij Nederland ooit betrokken was.

Door: Daan Bronkhorst, stafauteur, Amnesty Nederland

Hoezeer betrokken? Dat is een vraag die nu, twintig jaar na de fatale datum van 11 juli 1995 toen achtduizend moslimmannen werden afgevoerd, nog altijd niet bevredigend is beantwoord.

In die twintig jaar is ‘Srebrenica’ herhaaldelijk onderwerp geweest van rapporten van Amnesty International. Al op 13 juli 1995 deden we een dringend beroep op de wereldgemeenschap om het leven van de meegenomen mannen veilig te stellen. Die wereld wist niet dat de mannen toen al bijna allemaal waren vermoord. In de weken daarna documenteerden we de talloze ‘verdwijningen’. We vroegen opheldering aan Servië en aan de Verenigde Naties. We vroegen om degenen die verantwoordelijk waren voor moorden (toen de eerste lijken waren gevonden) voor de rechter te brengen.

Jaar na jaar, vooral rondom de datum in juli, bleven we op waarheidsvinding en verantwoording hameren. We lieten de familieleden aan het woord die nog altijd het lot van hun naasten niet kenden. We berichtten over de berechting van de legerleiders Krstic en Mladic, de politici Milosevic en Karadzic. We kwamen op voor asielzoekers uit Srebrenica die hun toevlucht zochten in Nederland en die hier deels met moeite toelating kregen en in andere gevallen gewoon werden teruggestuurd.

In 2002 verscheen het rapport Een ‘veilig’ gebied, in opdracht van de regering geschreven door het oorlogonderzoeksinstituut NIOD. Het was, zei indertijd de bespreking in Wordt Vervolgd, een verslag dat in veel opzichten onderdeed voor de rapporten van waarheidscommissies die in andere landen zijn verschenen. Het rapport is enorm omvangrijk en gedetailleerd maar maakt geen keuzes. De vraag naar wie wat had moeten doen om de massamoord te voorkomen, is eigenlijk onbeantwoord gebleven. In een lang essay vergeleek historicus-psycholoog Eelco Runia onlangs de onderzoekscommissie met de Dutchbat-missie in Srebrenica. Beide leden aan een onduidelijke opdracht, een slechte planning en een angstig beeld van wat hen omringde.

In het Nederlands bewustzijn is Srebrenica een lieu de memoire geworden. De massamoord is zelfs onderdeel van de geschiedeniscanon voor het onderwijs. Scholieren leren wat er is gebeurd. Maar wat hebben we geleerd als Nederlandse staat, als samenleving? Hoe groot is de kans dat we de onmacht herhalen? Bij de gigantische vluchtelingencrisis op de Middellandse Zee duurde het maanden en kostte het vele doden voordat men de bezuinigingen op de reddingscapaciteit terugdraaide. En een duurzame oplossing lijkt een utopie. De landen van de EU komen niet tot echt gezamenlijk beleid, en aan de landgrenzen van de Europese Unie verrijzen hekken en andere barrières die vluchtelingen en migranten tot prooi maken van uitbuiting en mishandeling in onder meer Griekenland, Hongarije, Servië en Macedonië.

11 juli moet de dag zijn van het besef van de verschrikkelijke tragedies die onbeschermde mensen treffen. En van diepgaande bezinning op onze plicht om mensen niet in de steek te laten.