Samen verder na Parijs: een kwestie van vertrouwen

De terroristische aanslagen in Parijs hebben heftige discussies losgemaakt. In drie blogs reflecteert Amnesty-directeur Eduard Nazarski op veiligheid en antiterrorismemaatregelen, het vluchtelingenvraagstuk, en de omgang met etnische en religieuze minderheden in de Nederlandse samenleving. Waar ziet Amnesty International gevaren? En waar bieden mensenrechten oplossingen? Vandaag deel 3: minderheden.

Door Eduard Nazarski, directeur Amnesty Nederland

De aanslagen in Parijs hebben niet alleen, zoals ik hiervoor al heb beschreven, angst gezaaid. Ze dreigen ook een wig te drijven tussen verschillende groepen in de Nederlandse samenleving. De aanslagen hebben vooral het wantrouwen tegen Nederlandse moslims stevig aangewakkerd. Om Nederland veilig te houden is het juist belangrijk om het vertrouwen tussen moslims en de Nederlandse staat te vergroten. Met name vertrouwen in de vertegenwoordigers van die staat op straat, de politie, is van belang. Etnisch profileren door agenten ondermijnt dat vertrouwen.

Amnesty International houdt zich al een aantal jaar bezig met de manier waarop in onze samenleving met etnische en religieuze minderheden wordt omgegaan. Daarbij keken we vooral naar de relatie tussen die minderheden en de politie. Uit Amnesty-onderzoek blijkt dat de Nederlandse politie bij controles als preventief fouilleren of standaard verkeerscontroles, etnische minderheden vaker dan witte Nederlanders ‘zomaar’ controleert. Het gaat hier vaak om controles op basis van een onderbuikgevoel, waarbij uiterlijke kenmerken (een ‘niet-Nederlands’ uiterlijk) een belangrijke rol spelen. Etnisch profileren noemen we dat. Etnisch profileren is funest voor het vertrouwen dat burgers hebben in de politie. Dat heeft twee belangrijke effecten, die we na Parijs juist met alle kracht zouden moeten vermijden.

Etnisch profileren leidt tot marginalisering

Allereerst draagt etnisch profileren bij aan het marginaliseren van minderheden. Etnisch profileren is een vorm van discriminatie. Voor de gemiddelde politieman of -vrouw lijkt ‘eventjes controleren’ waarschijnlijk een kleinigheid. Voor de gecontroleerde is het echter vaak een ingrijpende ervaring. Denk maar aan jouw eigen (kortstondige) gevoel van paniek als je door een agent wordt aangesproken: wat heb ik gedaan, waarom moet hij mij hebben? En stel je nu voor dat dit je regelmatig overkomt, zonder enige andere aanleiding dan dat je er ‘anders’ uitziet.

Of stel het je niet voor, maar kijk naar de verhalen van een aantal mensen, waaronder moslimjongeren, die Amnesty hierover interviewde. Je ziet al snel: de impact van etnisch profileren is enorm. Zo zegt de geïnterviewde Abulhassan: ‘Als je mensen systematisch discrimineert, dan krijg je mensen in de samenleving die niet loyaal zijn naar de samenleving waarin zij zich bevinden. En eigenlijk ook terecht omdat die samenleving ze niet echt accepteert.’

Deze marginalisering kan leiden tot radicalisering. Nu wil ik natuurlijk niet zeggen dat radicalisering de schuld is van het politieoptreden. Maar zorgen dat iedereen bij de samenleving betrokken is, is wel een onderdeel van het voorkomen van radicalisering. Discriminatie, zeker door ‘het gezag’, werkt radicalisering juist in de hand, zo is in meerdere onderzoeken aangetoond. Lees bijvoorbeeld pagina 17 van dit document erop na.

Zonder vertrouwen geen informatie

Het tweede schadelijke effect van etnisch profileren kwam afgelopen zaterdag bij Pauw aan de orde. Terrorisme-expert Beatrice de Graaf legde daar nog eens haarfijn uit dat het voorkomen van radicalisering vooral ook handwerk is. De politie en andere betrokken instanties moeten de wijk in. Ze moeten feeling hebben met de gemeenschappen in de wijk. Vanuit die gemeenschappen moeten signalen komen over individuen die dreigen te radicaliseren. Die komen er alleen als er onderling vertrouwen is. Als dat vertrouwen wordt ondermijnd, bijvoorbeeld doordat de politie wordt gezien als instantie die discrimineert, kunnen agenten hun werk niet goed doen.

De Graaf wees erop dat dit een probleem is van de Franse politie in de banlieus. En dat de Nederlandse politie het in vergelijking goed doet. Maar de situatie in bijvoorbeeld de Haagse Schilderswijk, waar politie en bewoners regelmatig lijnrecht tegenover elkaar staan, laat zien dat de balans fragiel is.

Vertrouwen in de rechtsstaat is een sleutel tot actieve deelname aan de maatschappij en een belangrijk wapen tegen radicalisering. Dit vertrouwen wordt bijvoorbeeld beïnvloed door de manier waarop in Den Haag over moslims of over discriminatie wordt gesproken. Maar vooral ook door de manier waarop de staat en burgers elkaar op straat tegenkomen. Laten we daar dan ook in investeren. Laten we bouwen aan vertrouwen door etnisch profileren door de politie aan te pakken.