Rechtbank gaf mij de boodschap dat ik geen echte Nederlander ben
Regelmatig komen mijn persoonlijke ervaringen samen met waar ik in mijn werk voor strijd. Sinds januari 2020 ben ik directeur van Amnesty International Nederland. In die hoedanigheid was ik op woensdag 22 september in de Rechtbank van Den Haag. Amnesty International spande samen met andere organisaties en twee individuele burgers een rechtszaak aan tegen de Koninklijke Marechaussee over etnisch profileren bij zogenaamde MTV-controles (Mobiel Toezicht Veiligheid).
Ik zat daar in de rechtszaal niet alleen als directeur van Amnesty, maar ook als Dagmar, een persoon van kleur. Hoe etnisch profileren voelt, hoeft niemand me uit te leggen: Ik ben in mijn leven meerdere malen etnisch geprofileerd. Ik heb daartegen gestreden als bestuurder, ik heb daartegen gestreden binnen de Nationale Politie en nu help ik Amnesty Nederland de strijd die zij daar al jarenlang tegen voert voort te zetten.
Ik heb de Nederlandse nationaliteit, en een Nederlands paspoort. Ik ben geboren in Breda en getogen in Goes in de provincie Zeeland. Ik ben de dochter van een witte moeder en een zwarte vader. Ik heb me nooit afgevraagd of ik wel een Nederlander ben, dat was een gegeven. Tot het moment dat ik in de Rechtbank zat en de voorzitter uitspraak deed. Naarmate het betoog vorderde, gingen de mensen om mij heen steeds verbaasder kijken.
De rechter erkende dat vaststaat dat de Marechaussee etniciteit als criterium gebruikt om te bepalen wie bij de grens wel en niet gecontroleerd worden op illegaal verblijf. Toen de rechter oordeelde dat dit geen discriminatie is, kreeg ik een soort van kortsluiting. Ik was in shock en dacht eigenlijk dat ik de rechter niet goed had begrepen. ‘Etniciteit kan een objectieve aanwijzing zijn voor iemands vermeende nationaliteit’ luidde de verklaring voor het oordeel. Die woorden maken alles anders. Alhoewel het niets nieuws is: etniciteit, afgeleid uit iemands huidskleur, ‘buitenlands’ kenteken of nationaliteit, wordt vaker als criterium gehanteerd bij controles. Denk maar aan etnisch profileren door de politie of aan de Toeslagenaffaire. Maar een Nederlandse rechtbank etnisch profileren horen legitimeren, dat gaat in tegen alles waarvan ik vind dat Artikel 1 van onze Grondwet voor zou moeten staan.
Deze uitspraak is een ontkenning van onze super diverse samenleving. Zij heeft tot gevolg dat wanneer niet-witte mensen na een bezoek aan het buitenland naar Nederland terugkeren, zij aan de grens als potentieel illegaal (mogen) worden gezien. Dat zij op basis van hun huidskleur of etniciteit uit de rij mogen worden gepikt, omdat het blijkbaar een logische veronderstelling is dat zij er niet uitzien als ‘typisch Nederlands’ en dus mogelijk illegaal zijn. En dat dit oké is, en geen discriminatie mag heten.
De woorden van de rechter kwamen hard aan. Het beeld van Vrouwe Justitia verscheen op mijn netvlies: de dame met de weegschaal en de blinddoek, het symbool van recht. En ik vroeg me af: is zij blind, of niet blind genoeg? Ik was teleurgesteld in haar. Voor mijn gevoel ziet de rechtbank een ander Nederland voor zich dan het Nederland waarin ik dacht te leven. Ik was teleurgesteld in een rechtbank die legitimeert dat wetshandhavers aan de grens zonder aanwijzing van illegaliteit mensen mede vanwege hun huidskleur en etniciteit uit de rij halen voor controles. Daarmee geeft de rechtbank mij de boodschap dat ik en mensen die eruit zien zoals ik eigenlijk toch geen echte Nederlander zijn.
Dagmar Oudshoorn – directeur Amnesty International Nederland
Bekijk hieronder een videoverslag van de dag van de uitspraak.
Meer informatie over de rechtszaak.