Eduard Nazarski op Curaçao, juni 2019

‘Ook Curaçao wil mensenrechten respecteren. Helaas is daar nog geen sprake van’

Curaçao, 4 juni 2019

In het Amnestyrapport Opgesloten en Uitgezet van september 2018 documenteerden we dat er in Curaçao geen procedure bestaat om vast te stellen of een asielzoeker/migrant bescherming nodig heeft. Ook beschreven we de dramatische omstandigheden waaronder zij worden opgesloten. Eind mei vertrokken mijn collega Matty Verburg en ik naar Curaçao om te zien wat er sinds september is gebeurd.

Het was een week vol gesprekken met bewindspersonen, politici, advocaten, ambtenaren en actievoerders en tot slot een bezoek aan het Sentro di Detenshon i Korekshon Korsou (SDKK), ofwel de gevangenis.

In de gesprekken met minister president Rhuggenaath en andere vertegenwoordigers van de overheid krijgen we steeds opnieuw te horen hoe moeilijk het voor een klein land is om goed om te gaan met de komst van zo veel Venezolanen. Maar in elk gesprek komt ook terug dat men zich realiseert dat men aan het internationaal recht moet voldoen, in het bijzonder aan het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, waar ook Curaçao zich aan heeft verbonden (als ‘land binnen het Koninkrijk der Nederlanden’). Men beseft dat een meer duurzaam, structureel beleid noodzakelijk is. Ook Curaçao wil en zal mensenrechten respecteren.

Helaas is daar in de praktijk nog geen sprake van.

Toen de crisis in Venezuela uitbrak zette de Curaçaose overheid in op ad hoc maatregelen, gericht op afweren, detineren en terugsturen. Weliswaar wordt er sinds 2017 gewerkt aan een beschermingsprocedure voor mensen die gevaar lopen in het land van herkomst en wordt volgens de overheid die procedure ook al toegepast. Maar in de praktijk hebben advocaten de procedure nog nooit op papier gezien en tot nu toe is er niemand geweest die dankzij deze procedure bescherming heeft gekregen tegen uitzetting. De procedure zou nu heel binnenkort in de Raad van Ministers worden besproken. Ondertussen worden Venezolanen uitgezet en als dat niet lukt, langdurig opgesloten.

We rijden van het centrum van Willemstad naar het SDKK vlak langs paradijselijke stranden over de Martin Luther King Boulevard. Als we linksaf slaan zien we al snel de hoge muren met prikkeldraad. In de vergaderruimte spreken we kort met de directeur. Saillant detail: in het rek met tijdschriften prijkt Wordt Vervolgd. Weliswaar een oud nummer, maar toch… De directeur is duidelijk: ongedocumenteerden zijn geen criminelen en het is niet goed dat ze op dezelfde plek zitten. Dat heeft hij ook tegen de minister van Justitie gezegd. Daarna gaan we naar de cellen en ‘de barakken’ waar de Venezolanen zitten. Twee jonge vrouwen vertellen hoe ze nu twee maanden vastzitten. Ze mogen twee keer per dag een uur uit de cel. In die cel is geen televisie, er zijn geen boeken, geen spellen. Drie vrouwen in een andere cel. Hier zien we wel een paar spellen liggen. Een vrouw van 43 jaar vertelt dat ze met haar dochter probeerde te ontsnappen. En nu zit haar dochter in een andere cel. Want, zo zegt de bewaker, ‘ze is stout geweest’.

In één ruimte zitten 21 mannen bij elkaar. We praten ook hier door de tralies. Het is enorm warm, binnen moet het een sauna zijn. Ze worden niet gelucht ‘want dat is te gevaarlijk’. Dus zitten ze de hele dag in deze ruimte of in de recreatieruimte. Dat is gewoon een grote kamer met een betonnen vloer, geen meubilair, en een paar telefoons aan de muur. Ze vragen wat wij voor hen kunnen doen. Als we zeggen dat we de regering in Curaçao en die in Nederland zullen vertellen dat mensen zonder documenten geen criminelen zijn en dus ook niet als criminelen behandeld moeten worden, gaan hun duimen omhoog. In een andere ruimte spreken we, ook weer door de tralies, met twee jonge mannen. Een is opgepakt toen hij met een bootje aan land probeerde te komen en zit sindsdien vast. De ander werd bij een huiszoeking aangehouden toen de politie naar iemand anders zocht, en zit nu vier maanden vast. Geen idee hoe lang hij er nog moet zitten. Zijn moeder in Venezuela is ernstig ziek, hij werkte als schoonmaker (‘ik kan alles schoonmaken maar absoluut niet koken’ vertelt hij met een lach op zijn gezicht) om de familie in Venezuela te kunnen onderhouden. Zoals een parlementslid ons vertelde: ‘Als je in Venezuela een maand werkt, heb je een dag eten. Als je in Curaçao een dag werkt, verdien je genoeg om in Venezuela een maand te kunnen eten.’

Vorige week besloot het Nederlandse kabinet 23,8 miljoen uit te trekken voor hulp aan Curaçao en Aruba om opvang van Venezolanen in goede banen te leiden. Daardoor naderen de bestuurders een nieuw kruispunt. Kiezen ze voor mensenrechten in de zin van een goede procedure, opvang en zorg? Of voor afschrikking zoals door gevangenschap en gedwongen terugkeer?

Eduard Nazarski