Oekraïne/Rusland: ‘Doodvonnissen’ tegen krijgsgevangenen is schending van internationaal recht
Een separatistische ‘rechtbank’ in de door Rusland bezette Oekraïense stad Donetsk veroordeelde twee gevangengenomen Britse en een Marokkaanse staatsburger tot de doodstraf.
De drie waren lid van de Oekraïense strijdkrachten. Volgens de Geneefse Conventies mogen zij als krijgsgevangenen niet worden vervolgd wegens deelname aan vijandelijkheden. De enige uitzondering daarop is als vermoed wordt dat zij oorlogsmisdrijven pleegden. In dat geval moet er voldoende toelaatbaar bewijs zijn en moeten de normen voor een eerlijk proces worden gewaarborgd. Dat is in deze zaak echter niet het geval. De drie werden niet berecht door een onafhankelijke, onpartijdige rechtbank, maar door Russische gevolmachtigden. De zogenaamde ‘aanklachten’ tegen hen zijn geen oorlogsmisdrijven.
Recht op eerlijk proces ontzegd
Iemand moedwillig een eerlijk proces ontzeggen, is een oorlogsmisdrijf. Rusland draagt als bezettende macht de verantwoordelijkheid voor de behandeling van alle krijgsgevangenen en van anderen die gevangengenomen zijn. De Russische autoriteiten moeten ervoor zorgen dat de doodvonnissen onmiddellijk worden ingetrokken. De veroordeling van de drie mannen is een schending van het internationaal humanitair recht.
Achtergrond
Het ‘doodvonnis’ tegen de Britten Sean Pinner en Aiden Aslin en de Marokkaan Saadun Brahim werd op 9 juni 2022 uitgesproken door het de facto Hooggerechtshof van de zogenoemde Volksrepubliek Donetsk, een zelfverklaarde separatistische entiteit onder Russische bezetting van het Oosten van Oekraïne.
Ze werden ‘veroordeeld’ omdat ze buitenlandse huurlingen waren en vanwege ‘acties gericht op de gewelddadige machtsovername en omverwerping van de constitutionele orde van de Volksrepubliek Donetsk’. De drie namen als lid van de Oekraïense strijdkrachten deel aan de gevechten tegen Rusland. In mei namen Russische troepen hen gevangen in Marioepol in het zuidoosten van Oekraïne.