Mexico: Inheemse vrouwen stap dichter bij gerechtigheid
Inés Fernández en Valentina Rosendo Ortega Cantú werden in 2002 verkracht door soldaten in de zuid-Mexiaanse staat Guerrero. Na een strijd van negen jaar om de schuldigen berecht te zien, boeken de inheemse vrouwen nu hun eerste succes.
De zaak van de vrouwen wordt niet langer behandeld door de militaire rechtbank maar is overgeplaatst naar de burgerlijke rechtbank. Dit in navolging van een besluit van het Mexicaanse Hoogste Gerechtshof, dat bepaalde dat militaire rechtbanken geen mensenrechtenschendingen mogen behandelen waarbij (leden van) het Mexicaanse leger betrokken zijn.
In maart 2002 viel een groepje soldaten het huis van Inés Fernández binnen. Ze werd verkracht in het bijzijn van haar kinderen. Valentina Rosanda werd datzelfde jaar door twee soldaten verkracht terwijl zij bij een rivier haar kleren aan het wassen was. Zij was toen 17 jaar oud. Beide vrouwen behoren tot de inheemse Me’phaa (Tlapaneca) bevolkingsgroep. Vrouwen uit deze bevolkingsgroep zijn vaker slachtoffer van discriminatie op grond van geslacht en etniciteit.
Hoewel de twee vrouwen aangifte deden tegen de militairen, vond er tot nu toe geen berechting plaats. De betrokken militairen stonden onder bescherming van het Mexicaanse militaire rechtssysteem terwijl de vrouwen en hun gezinnen meerdere malen bedreigd werden.
De beslissing van het Mexicaanse Hoogste Gerechtshof verandert nu de situatie: op 12 augustus erkende de militaire aanklager niet bevoegd te zijn voor zaken waarin strijdkrachten beschuldigd worden van mensenrechtenschendingen. Daarmee lijkt er eindelijk een opening te komen voor een eerlijk proces. ‘Een belangrijke stap vooruit’, zo reageert de Mexicaanse mensenrechtenadvocaat Vidulfo Rosales. ‘Het parket van de procureur-generaal is nu verplicht onmiddellijk een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de betrokken soldaten.’