Mensenrechtenwerk in een van de onveiligste landen ter wereld
De Centraal-Afrikaanse Republiek kwam onlangs in het nieuws in Nederland, toen zes Rode Kruismedewerkers werden vermoord en een VN-chef meldde dat het land op een genocide afstevent. Voor Amnesty’s Human Rights Capacity-Building Programme (HURICAP) ben ik momenteel in Bangui, de hoofdstad. Ik spreek er diverse mensen die gewelddadigheden hebben meegemaakt, en werken met slachtoffers in diverse delen van het land.
In de CAR woedt al jaren een bloedig conflict tussen moslimgroepen en christelijke milities. Aan weerszijden vallen slachtoffers en worden mensenrechtenschendingen gepleegd. De laatste maanden nemen de spanningen weer toe. Mijn werk bestaat uit het opleiden van lokale activisten in het opsporen en documenteren van deze schendingen.
‘We werken in extreem moeilijke omstandigheden’, zegt priester Abbé Pothin uit Kaga-Bandoro. Ondanks de onveiligheid in dit gebied in het noorden van het land is het hem gelukt naar onze training in Bangui te komen. De stad is bezet door drie verschillende Ex-Seleka groepen. Deze rebellen roven en doden willekeurig mensen wanneer ze iets nodig hebben of als de bevolking niet wil meewerken. De aanwezige VN-troepen doen te weinig. Ze verlaten hun bases nauwelijks om burgers te beschermen. ‘Als er iets gebeurt, komen ze pas na een uur, wanneer de daders allang vertrokken zijn’, aldus Pothin.
Abbé Pothin is een van de priesters, die de mis leiden voor de christelijke bevolking van Kaga-Bandoro. Zijn parochie is al twee keer geplunderd, waarbij hij alles verloren heeft, ook zijn computer met gegevens en zijn camera met foto’s van mensenrechtenschendingen. Sinds een paar weken krijgt de kerk eindelijk bescherming van Burundese soldaten onder VN-vlag.
In Bangassou, in het zuiden van het land, zijn de rollen omgekeerd. Hier worden vooral moslims bedreigd door christelijke milities. Ruim tweeduizend moslims worden opgevangen in de katholieke kathedraal, maar zelfs de toevoer van voedsel en noodhulp wordt door de milities ernstig gehinderd. Deze situatie is voor de VN-chef aanleiding geweest om te spreken over een mogelijke genocide. Voor genocide telt niet de hoeveelheid slachtoffers, maar de intentie om een bevolkingsgroep volledig te vernietigen. Vanwege de uiterst precaire situatie in Bangassou konden activisten van daar niet naar de hoofdstad afreizen om onze training bij te wonen.
Ik ben in Bangui om twee partnerorganisaties te ondersteunen bij het registreren van mensenrechtenschendingen. Een van hen is de katholieke Commission Justice et Paix, de andere is de moslimcoalitie COMUC. Beide hebben in Bangui een centrum opgericht waar zij slachtoffers ontvangen die hun verhaal komen doen en vastleggen wat hen overkomen is. We hebben van elke groep zo’n achttien mensen getraind in het beter documenteren van deze schendingen. Dit werk is van groot belang omdat daders en verantwoordelijken later alleen berecht kunnen worden als er voldoende bewijsmateriaal is verzameld van de gruweldaden die nu plaatsvinden. Inmiddels is een Speciaal Strafhof in de Centraal-Afrikaanse Republiek ingesteld, dat internationale en nationale rechters zal aanstellen om mensenrechtenschendingen van beide partijen te berechten.
De mensen die de verhalen van slachtoffers en nabestaanden verzamelen en documenteren lopen zelf ook gevaar. Zo ook Malick, de coördinator van het centrum van COMUC. Hij vertelt in de training over een recent geval van een meisje dat in Bangui is verkracht: ‘Ik ging op onderzoek uit en kwam erachter dat er een gewapende groep achter zat. Daarna kreeg ik dreigtelefoontjes.’ Malick blijft er redelijk koel onder, maar hij erkent dat zijn werk gevaarlijk is. Hij geeft aan dat de gegevens die ze over slachtoffers verzamelen wel wat beter beveiligd kunnen worden. Momenteel worden alle dossiers op papier opgeslagen in een wandkast in hun centrum midden in de drukke moslimwijk PK5. Er valt zeker wat te verbeteren aan het moedige werk dat deze mensen doen. Met de trainingen leren we activisten als Malick en Pothin betere informatie te verzamelen en feitenonderzoek te doen, en een beter registratieformulier te ontwikkelen; verder zou een stevige kast die op slot kan al veel veiliger zijn.
Intussen gaan gewapende groepen door met plunderen en moorden onder burgers, en is gerechtigheid voor slachtoffers nog ver weg. Daarom mogen we het conflict in de Centraal Afrikaanse Republiek niet vergeten, en moeten lokale activisten in staat gesteld worden aan te dringen op snelle berechting van daders.
Lees meer over ons werk van het Human Rights Capacity-Building Programme.