Mensenrechten op straat – Bed, bad, brood en de menselijke waardigheid in Nederland
In deze notitie kijkt Amnesty hoe Nederland een jaar na de uitspraak de opvang van migranten zonder verblijfsvergunning heeft geregeld en of daarmee hun menselijke waardigheid en mensenrechten worden gerespecteerd.
Op 10 november 2014 publiceerde het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) zijn uitspraak op de klacht tegen Nederland van de Conference of European Churches.2 Door mensen zonder rechtmatig verblijf geen opvang te bieden, handelt Nederland in strijd met het Europees Sociaal Handvest (ESH), oordeelde het ECSR.
De Nederlandse regering kon zich niet vinden in de uitspraak: het ESH zou niet van toepassing zijn op migranten zonder verblijfsvergunning, en Nederland kan dus niet worden verplicht opvang voor deze mensen te verzorgen. Naar aanleiding van de uitspraak van het ECSR kwam op 15 april 2015 het Comité van Ministers van de Raad van Europa met een resolutie. Die bracht echter niet de gewenste duidelijkheid: de tekst van de resolutie werd door diverse organisaties, partijen en in de media op verschillende manieren uitgelegd. Werd Nederland nu verplicht om voorzieningen te treffen voor deze groep of niet? En wat moeten die voorzieningen dan ten minste inhouden? Hoe de resolutie ook geïnterpreteerd moet worden, de Nederlandse regering kreeg in ieder geval de opdracht Europa op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op dit gebied en moest zelf invulling geven aan de opvang van migranten zonder verblijfsvergunning.