Libanon: Internationaal onderzoek nodig naar dodelijke aanvallen met explosieven in draagbare apparaten
Er moet een internationaal onderzoek worden ingesteld om de daders van de gelijktijdige massa-explosies, gericht op elektronische apparaten in Libanon en Syrië, ter verantwoording te roepen. Bij de explosies raakten meer dan 2.931 mensen gewond en vielen minstens 37 doden, onder wie vier burgers. Die oproep doet Amnesty International voorafgaand aan een vergadering van de VN-Veiligheidsraad om de explosies te bespreken.
Als wordt vastgesteld dat Israël verantwoordelijk is, vonden de aanvallen plaats in de context van een lopend gewapend conflict. Het bewijs toont aan dat degenen die de aanvallen planden en uitvoerden niet konden verifiëren wie zich op het moment van de explosies in de directe nabijheid van de apparaten zouden bevinden, of zelfs of alleen strijders de pagers en radio’s hadden ontvangen. Dat betekent dat de aanvallen willekeurig waren – en dus onwettig volgens internationaal humanitair recht – en zouden moeten worden onderzocht als oorlogsmisdaden.
De aanvallen schonden bovendien minimaal het recht op leven volgens internationale mensenrechtenwetgeving, die van kracht blijft in situaties van gewapend conflict. Ook schonden ze waarschijnlijk andere mensenrechten, afhankelijk van de gevolgen van de aanval voor de Libanese bevolking.
Hoewel de Israëlische regering niet officieel reageerde op de aanvallen, verklaarde de Israëlische minister van Defensie, Yoav Gallant, op 18 september dat er een ‘nieuwe fase’ aanbreekt in de strijd met Libanon. Hij prees de ‘uitstekende prestaties’ van de Israëlische veiligheids- en inlichtingendiensten. Deze verklaring werd geïnterpreteerd als een impliciete erkenning van Israëls rol in de aanvallen. Ook de Libanese autoriteiten en Amerikaanse functionarissen gaven aan te vermoeden dat Israël achter de aanvallen zit.
‘De massa-explosies in Libanon en Syrië de afgelopen dagen hebben kenmerken van een dystopische nachtmerrie’, aldus Aya Majzoub van Amnesty International. ‘Het gebruik van verborgen explosieven in alledaagse telecommunicatieapparaten voor dodelijke aanvallen op zo’n schaal is ongekend. Zelfs als de aanvallen gericht waren op militaire doelen, betekent het gelijktijdig tot ontploffing brengen van duizenden apparaten – zonder de exacte locatie of bezitters te kennen – een ernstige minachting van het recht op leven en van het oorlogsrecht.’
Aya Majzoub: ‘Internationaal humanitair recht verbiedt willekeurige aanvallen – dat wil zeggen aanvallen die geen onderscheid maken tussen burgers en militaire doelen. Het verbiedt ook het gebruik van het type boobytraps dat bij deze aanvallen lijkt te zijn gebruikt.’ ‘De VN-Veiligheidsraad zou alle maatregelen moeten nemen om de bescherming van burgers te waarborgen en meer onnodig lijden te voorkomen. Er moet dringend een internationaal onderzoek worden ingesteld om de feiten vast te stellen en de daders voor het gerecht te brengen.’
Explosies vonden plaats in supermarkten, auto’s, woonwijken en andere drukke openbare ruimtes. Ze veroorzaakten traumatische verwondingen en verspreidden wijdverbreide terreur en paniek in Libanon. De gezondheidsdiensten, die al te lijden hadden onder een ernstige economische crisis, werden overspoeld.
Amnesty International sprak met acht getuigen, de Libanese minister van Gezondheid, twee artsen, twee psychologen en een bron binnen de veiligheidsdiensten. Amnesty’s Crisis Evidence Lab analyseerde negentien foto’s en video’s van de explosies en hun nasleep. Amnesty vroeg het kantoor van de Israëlische premier en het ministerie van Buitenlandse Zaken schriftelijk om een reactie op de beschuldigingen dat Israël verantwoordelijk zou zijn voor de aanvallen.
Toepassing internationaal recht
Als wordt vastgesteld dat Israël verantwoordelijk is, dan vonden deze aanvallen plaats in het kader van een lopend gewapend conflict. Als zodanig moet hun wettigheid worden beoordeeld op basis van het internationaal humanitair recht en op relevante internationale mensenrechtenwetgeving, die van kracht blijft in situaties van gewapend conflict. Dit geldt met name voor het recht op leven, zoals bevestigd door het VN-Mensenrechtencomité.
Het gebruik van dagelijkse gebruiksvoorwerpen voor de explosies, het feit dat de daders onmogelijk konden weten wie de apparaten allemaal hadden ontvangen, wie ze zouden gebruiken en wie er in de buurt zouden zijn – al deze factoren wijzen erop dat de aanvallen willekeurig waren en daarom onwettig. Ze moeten dus worden onderzocht als oorlogsmisdaden.
Internationaal humanitair recht verbiedt ook het gebruik van boobytraps of andere apparaten die ‘schijnbaar onschuldige draagbare objecten gebruiken die speciaal zijn ontworpen en gebouwd om explosief materiaal te bevatten’, volgens het tweede aanvullende protocol bij het VN-Verdrag inzake bepaalde conventionele wapens.
Volgens internationaal gewoonterecht zijn gewelddaden die primair gericht zijn op het verspreiden van terreur onder de burgerbevolking, verboden. Het Internationaal Gerechtshof, het Mensenrechtencomité, de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hebben allemaal bevestigd dat verplichtingen die voortkomen uit mensenrechtenverdragen in principe van toepassing zijn op het handelen van een staat buiten zijn grondgebied.
Aanvallen
Tussen 15:30 en 16:30 uur op 17 september 2024 ontploften verborgen explosieven in duizenden pagers in heel Libanon. Daarbij kwamen ten minste twaalf mensen om, onder wie een 9-jarig meisje, een 11-jarige jongen en twee medici. Ten minste 2.323 mensen raakten gewond. De volgende dag, net voor 17:00 uur op 18 september, ontploften soortgelijke explosieve apparaten in tientallen handbediende walkietalkies in heel Libanon. Daarbij kwamen ten minste 25 mensen om en raakten ten minste 608 mensen gewond.
De aanvallen vonden plaats tegen de achtergrond van een escalatie van vijandelijkheden tussen Israël en Hezbollah in de afgelopen elf maanden. Sinds 9 september 2024 hebben Israëlische aanvallen op Zuid-Libanon en de Bekaa volgens het Libanese ministerie van Volksgezondheid en de Verenigde Naties minstens 137 burgers gedood. Meer dan 113.000 mensen uit Zuid-Libanon raakten ontheemd door de aanhoudende vijandelijkheden. Volgens de Israëlische autoriteiten vuurden Hezbollah en andere gewapende groepen projectielen af op Noord-Israël, waarbij veertien burgers omkwamen. Op 27 juli werden twaalf kinderen gedood bij een aanval op Majdal Shams in de bezette Golanhoogten. Israël gaf Hezbollah de schuld, maar Hezbollah ontkende verantwoordelijkheid. Ongeveer 60.000 inwoners van Noord-Israël zijn sinds 8 oktober geëvacueerd. Aanvallen die geen onderscheid maken tussen burgers en militaire doelen zijn willekeurig. Wanneer dergelijke aanvallen burgers doden of verwonden, vormen ze oorlogsmisdaden.
Pager-explosies, 17 september
Getuigen vertelden Amnesty International hoe de aanvallen voor verwarring en angst zorgden onder de burgerbevolking. Een inwoner van de zuidelijke stad Sour (Tyrus) zei dat ze mensen zag rennen terwijl bloed over straat stroomde. Iedereen die ze sprak had een andere verklaring voor de gebeurtenissen. Een ober vertelde haar dat een man koffie bestelde en zichzelf daarna in zijn auto neerschoot. Iemand anders zei dat iemands autobatterij was geëxplodeerd. Een derde persoon zei dat iets in de handen van een man was geëxplodeerd. Enkele minuten later vertelde een man haar dat pagers ontploften. ‘Het was totale paniek in elke zin van het woord. Ik kan het nog steeds niet bevatten. Het is alsof we naar een aflevering van Black Mirror keken [een dystopische tv-serie]. Zulke dingen zouden niet moeten gebeuren’, zei ze.
Een andere getuige, die aan het winkelen was in de zuidelijke buitenwijk Borj al-Barajne van Beiroet, zag vrouwen en kinderen schreeuwen en rennen. Ze beschreef de scènes als apocalyptisch. ‘Mensen renden overal om me heen, maar mijn benen konden niet bewegen’, zei ze. Later zag ze jonge mannen op de grond liggen en tientallen ambulances arriveren.
Het Evidence Lab van Amnesty International analyseerde twaalf video’s waarin te zien is hoe de pagers ontploffen in drukbevolkte gebieden, zoals woonstraten en supermarkten, evenals in woningen van mensen. Een geverifieerde video van de skyline van Beiroet toont grote rookpluimen boven minstens tien locaties in woonwijken.
De Libanese minister van Volksgezondheid, Dr. Firas Abiad, omschreef de aanvallen als ‘het toppunt van willekeurige aanvallen’. Hij voegde eraan toe dat veel van deze aanvallen ‘levensveranderende verwondingen’ veroorzaakten.
Een getuige bevestigde tegenover Amnesty International mediaberichten waarin werd gesteld dat de pagers piepten voordat ze ontploften. Daardoor brachten sommige mensen ze naar hun gezicht om op het scherm te kijken. Een monteur in Sour beschreef hoe de pager van een vriend begon te piepen: ‘Hij pakte hem in zijn handen, ik keek ernaar en er stond ERROR. Ik draaide me om om mijn sigaretten te pakken, en ik stond nog steeds naast hem toen de pager ontplofte. Hij verloor zijn hand en beide ogen.’
Het beschikbare bewijs dat Amnesty International heeft gezien suggereert dat de pagers niet alleen werden uitgedeeld aan Hezbollah-strijders, maar waarschijnlijk ook aan werknemers van Hezbollah-instellingen die in burgerfuncties werken. Hezbollah stelde in een verklaring van 17 september dat de pagers toebehoorden aan ‘werknemers van verschillende Hezbollah-eenheden en -instellingen’. De minister van Volksgezondheid vertelde Amnesty dat minstens vier gezondheidswerkers ernstige verwondingen opliepen bij de aanvallen. Twee van hen, verpleegkundige Atta al-Dirani en een hulpverlener van het Rasoul Azam-ziekenhuis, Mohammad Bilal Kanj, overleden aan hun verwondingen.
Amnesty International sprak ook met een medewerker van een non-profitorganisatie die zei dat twee van haar werknemers, verantwoordelijk voor het organiseren van gemeenschapsprogramma’s in de zuidelijke buitenwijken van Beiroet en in het zuiden, de pagers bezaten en gewond raakten toen ze explodeerden.
Dr. Georges Ghanem, hoofd medische dienst van het Libanees-Amerikaanse Universitair Medisch Centrum, zei dat het ziekenhuis werd overspoeld met gewonde patiënten die dezelfde behandelingen nodig hadden: ‘Ze hadden allemaal verwondingen aan hun handen, veel amputaties en oogletsel dat niet te redden is… Een van de slachtoffers was een 11-jarige jongen. Hij had ernstig hersenletsel. Hij was met zijn vader, die de pager had.’ Dr. Salah Zeineddine, hoofd medische dienst van het American University of Beirut-ziekenhuis, zei ook dat alle opgenomen patiënten meerdere verwondingen hadden, waaronder aan het gezicht, de handen, de onderbuik en romp.
Een oogarts van het Mount Lebanon Universiteitsziekenhuis in Beiroet vertelde de media dat hij bij 60-70 procent van de patiënten minstens één oog moest verwijderen. ‘Bij sommige patiënten moesten we beide ogen verwijderen. Het breekt mijn hart. In mijn 25 jaar praktijkervaring heb ik nog nooit zoveel ogen verwijderd als gisteren [17 september]’, zei hij.
Het Crisis Evidence Lab van Amnesty International analyseerde beelden van de vernietigde pagers en zei dat ze overeenkwamen met AR-924 Gold Apollo Rugged-pagers. Een bron binnen de veiligheidsdiensten vertelde Amnesty International dat Hezbollah begin dit jaar ongeveer vijfduizend van deze pagers had besteld.
Het is waarschijnlijk dat de aanval werd uitgevoerd met een kleine, op afstand bedienbare explosieve lading die verborgen was in een aangepaste batch pagers. De explosies in de video’s komen overeen met de ontploffing van een kleine hoeveelheid explosieven die in dergelijke kleine elektronische apparaten kunnen worden geplaatst.
Walkietalkie-explosies,18 september
Op 18 september, net voor 17:00 uur, ontploften meer elektronische apparaten gelijktijdig door het hele land. Er waren meldingen van explosies in de zuidelijke buitenwijken van Beiroet, steden en dorpen in Zuid-Libanon, en in de Bekaa.
Video’s die door het Evidence Lab van Amnesty International zijn geverifieerd, tonen grote rookpluimen. Dat wijst erop dat de explosies van deze apparaten zwaarder waren dan die van de ontplofte pagers. Volledige woonappartementen en winkels vatten vlam. Het Libanese ministerie van Communicatie meldde dat de apparaten die ontploften IC-V82 handradio’s of walkietalkies waren, gemaakt door een Japans bedrijf, maar dat productie van het model was stopgezet en de apparaten niet officieel waren goedgekeurd. Beelden van de ontplofte apparaten, beoordeeld door het Evidence Lab, kwamen overeen met de IC-V82 walkietalkies. Een bron binnen de veiligheidsdiensten vertelde Reuters dat deze draagbare radio’s vijf maanden geleden door Hezbollah waren aangeschaft, rond dezelfde tijd als de pagers.
Minstens twee explosies waren te horen terwijl honderden mannen, vrouwen, kinderen en ouderen zich verzamelden voor de begrafenis van vier personen, onder wie een kind en een hulpverlener. Zij waren de dag ervoor omgekomen bij de ontploffingen van de pagers. Amnesty sprak drie getuigen die aanwezig waren bij de begrafenis in Ghobeiry, in de zuidelijke buitenwijken van Beiroet. Zij omschreven hoe mensen renden en schreeuwden. Een getuige vertelde Amnesty dat iemand in de menigte schreeuwde: ‘Het ontplofte in zijn hand!’
De hulpdienst Libanese Civiele Bescherming meldde dat haar personeel werkte aan het blussen van branden die uitbraken in zestig huizen en winkels, vijftien auto’s en tientallen motorfietsen na de ontploffing van de walkietalkies.
De aanvallen hebben de angst en het trauma van de Libanese bevolking – al geconfronteerd met de dreiging van een escalerende oorlog met Israël – nog verder vergroot. Joseph el-Khoury, een psychiater, zei dat de aanvallen een langdurige impact kunnen hebben: ‘Deze aanvallen hebben de stad geterroriseerd […]. Ze zijn een voortzetting van het overvliegen van [Israëlische straaljagers] en de sonic booms […] Wie dit deed, gaf niets om de geestelijke gezondheid van een hele bevolking.’
Een bewoner vertelde Amnesty International: ‘Ik heb mijn telefoon thuis opgeborgen, ik open geen laptop meer, ik ben paranoïde. Alles wat me verbindt met het internet wil ik niet aanraken. Ik wil ook niet dat er een motorfiets langs me rijdt, ik wil geen mensen naast me. Want als ze een apparaat bij zich hebben, ben ik er straks niet meer.’