Lessen van de Stasi – Een waarschuwing voor massasurveillance
Veertig jaar lang werden alle aspecten van het dagelijks leven in voormalig Oost-Duitsland onder de loep genomen. Vijfentwintig jaar geleden, op 31 maart 1990, kwam daar een einde aan. Een van de grootste surveillance-organisaties, het ministerie van Staatsveiligheid, beter bekend als de Stasi, werd toen ontbonden. Een saillante mijlpaal, gezien het huidige debat over privacy en massasurveillance.
Ingekorte gastblog van Thomas Coombes, persvoorlichter voor Amnesty International. Volg hem op Twitter via @T_Coombes
Twee maanden geleden was ik in het oude hoofdkwartier van de Stasi in Berlijn, tegenwoordig een museum. Ik wandelde door het archief dat ooit dossiers van naar schatting zes miljoen mensen bevatte. Sommige beweren dat er over één op de drie inwoners een dossier werd bijgehouden.
Het kostte me een uur om door het archief te wandelen. De duizenden Duitsers die het museum bezochten leken aangeslagen te zijn door het labyrint van gangen en metershoge archiefkasten waarin hun levens of die van anderen decennialang werden vastgelegd en gecontroleerd. Het grijze gebouw met zijn communistische architectuur was een symbool van angst, een plek waar je naartoe werd gebracht om verhoord en geïntimideerd te worden.
Het Stasi-archief is weliswaar overweldigend, maar hedendaagse spionnen kunnen met veel minder moeite veel meer informatie vergaren.
Minder mankracht, meer informatie
De onthullingen van Snowden laten zien dat de NSA gegevens kan verzamelen van 5 miljard mobiele telefoons per dag en van 42 miljard internetabonnees, inclusief e-mailverkeer en zoekgeschiedenis, per maand. We weten erg weinig van wat de NSA met al deze data doet.
Het Stasi-archief zou als waarschuwing moeten dienen voor de mogelijke gevolgen van ongebreidelde surveillance. Het toont aan hoe snel een systeem wat eigenlijk bedoeld is voor het herkennen van dreigingen verandert in een behoefte om alles van iedereen te weten te komen.
Het surveillance-netwerk van de Stasi infiltreerde elk aspect van het dagelijks leven. Van de naar schatting 274.000 medewerkers, werkten er 174.000 als informant. Dat betekent dat zo’n 2,5 procent van de werkende bevolking informant was. Informanten doorzochten elk kantoor, elke vereniging en elk appartementencomplex. Ze namen gesprekken op in hun eigen huis en in de huizen van hun vrienden.
Moderne massasurveillance kan deze alomtegenwoordigheid bereiken met een fractie van de mankracht. Spionnen kunnen gigantische hoeveelheden e-mails en andere communicatie via internet en telefoon onderscheppen.
Machines om brieven open te stomen, vermommingen als nepsnorren, camera’s verstopt in stropdassen en sigarettenpakjes en andere spionagemiddelen zijn niet meer nodig. Medewerkers van inlichtingendiensten komen vandaag de dag niet achter hun bureau vandaan. Met computerprogramma’s als Optic Nerve en The Three Smurfs kan de NSA onze webchats lezen, de microfoon op onze mobiele telefoon afluisteren en onze locatie bepalen. Voor de Stasi zou dat een ‘dream come true’ zijn, aldus een voormalig Stasi-commandant.
Wat staat er in jouw dossier?
Voor veel bezoekers van het Stasi-museum is het meest emotionele moment van hun bezoek het achterhalen of de geheime politie een dossier over hen bewaarde. Sinds de val van de muur hebben 2,75 miljoen mensen hun dossier opgevraagd. Het moet schokkend zijn om te ontdekken dat informanten van de Stasi geïnteresseerd waren in waar je naartoe gingen, wat je zei en om erachter te komen wie jou bespioneerde. In sommige gevallen werden zelfs vrienden en familie gerekruteerd of gechanteerd om informant te worden.
Geen wonder dat Duitsers meer dan andere Europeanen gehecht zijn aan hun recht op privacy. Een overweldigende 69 procent is tegen massasurveillance door regeringen, zo blijkt uit een recent onderzoek dat Amnesty uitvoerde in dertien landen. In Nederland was 58 procent hiertegen.
Gevolgen onbekend
We weten nog niet wat de impact van massasurveillance van ons internetgebruik zal hebben op onze digitale samenleving. Maar het Stasi-museum toont hoe verlammend surveillance kan zijn op vrije meningsuiting.
We kunnen hier belangrijke lessen van leren. De vraag is, zullen miljoenen mensen over 25 jaar hun dossiers bij de NSA en andere inlichtingendiensten opvragen om te zien of ze in onze privélevens gesnuffeld hebben?