Laat de angst niet regeren na Parijs
De terroristische aanslagen in Parijs hebben heftige discussies losgemaakt. De komende drie dagen reflecteert Amnesty-directeur Eduard Nazarski op drie ervan: veiligheid en antiterrorismemaatregelen het vluchtelingenvraagstuk en de omgang met etnische en religieuze minderheden in de samenleving. Waar ziet Amnesty International gevaren? En waar bieden mensenrechten oplossingen? Vandaag deel 1: veiligheid.
Door: Eduard Nazarski, Directeur Amnesty International Nederland
Na Parijs regeert de angst. Dat is begrijpelijk. De terroristische aanslagen in Parijs hebben een nieuwe schokgolf door Europa laten gaan. Maar als regeringen, ook de onze, voornamelijk op basis van angst – of van woede – maatregelen nemen, dan kunnen de gevolgen verstrekkend zijn.
Niet voor niets was er dit weekend veel aandacht voor de oorlogsretoriek van de premier. Het doet sterk denken aan de Global War on Terror die de Verenigde Staten na de aanslagen op 9/11 verkondigden. Onder het mom van terrorismebestrijding stelden de VS de bescherming van mensenrechten grotendeels buiten werking, met onder meer Guantánamo Bay en Abu Ghraib tot gevolg, en bespioneerde de NSA op grote schaal de eigen bevolking.
De terroristische aanslagen in Parijs hebben een nieuwe schokgolf door Europa laten gaan. Het is al veel gezegd de laatste dagen dat in andere delen van de wereld dit soort aanslagen vaak, en soms op nog grotere schaal, voorkomen. Maar de aanslagen in Parijs brengen, in tegenstelling tot die in het verre Beiroet of Bagdad, het gevaar voor veel van ons wel akelig dichtbij.
Terrorisme raakt aan ons recht op vrijheid. En ons recht op veiligheid. Veiligheid is een van de meest basale voorwaarden om als vrije samenleving behoorlijk te kunnen functioneren. En juist dat gevoel van veiligheid is dit weekend bij velen van ons ondermijnd.
Schijnveiligheid
Elke keer wanneer ‘we’ geraakt worden door terrorisme, of het is in New York, Madrid, Londen of nu in Parijs, voltrekt zich een vergelijkbaar proces. Het zijn momenten waarop regeringen vaak het gevoel van veiligheid willen terugbrengen door in hoog tempo nieuwe maatregelen aan te kondigen. Bijvoorbeeld door radicalen preventief vast te zetten, door op basis van minimale aanwijzingen mensen strafrechtelijk te vervolgen, of door onze e-mails en whats-appjes makkelijker te onderscheppen. Het recht op privacy, het principe van onschuld tot het tegendeel is bewezen, mensen niet willekeurig detineren – het lijkt dan ineens minder belangrijk.
Al ruim voor Parijs diende de regering een wetsvoorstel in waarmee ze de geheime diensten veel uitgebreidere surveillancebevoegdheden wil geven. Met een soort sleepnet zouden zij dan al onze online-communicatie kunnen verzamelen en opslaan. Dit zou een enorme, onnodige inbreuk zijn op onze privacy. Gericht onderscheppen van communicatie wanneer iemand verdacht wordt van terroristische intenties kan nu namelijk al, dus daarvoor zijn die extra bevoegdheden niet nodig. En na Parijs blijven dezelfde argumenten tegen het wetsvoorstel gelden.Maar het gevoel is inmiddels anders. En daarmee de manier waarop we tegen dit soort ingrijpende voorstellen aankijken.
Rechtsstaat als uitgangspunt
De komende periode zal in Den Haag, maar ook op Europees en internationaal niveau, ongetwijfeld veel gesproken worden over hoe terrorisme effectief te bestrijden. We mogen van onze politici ook verwachten dat ze kritisch kijken naar de mogelijkheden ons te beschermen. Het is immers de staat die onze veiligheid waarborgt. Tegelijkertijd is het de rechtsstaat die garant staat voor onze rechten en vrijheden. En voor het feit dat ook degenen die verdacht zijn van gruwelijke terroristische misdaden kunnen rekenen op een eerlijke procedure en een humane behandeling. Dit is bij uitstek wat ons onderscheidt van de bad guys. Waar we niet opereren vanuit rechtsstatelijke principes en vanuit respect voor mensenrechten, valt dit onderscheid weg – iets waarvan het verleden ons leert dat dit juist weer tot nieuwe radicalisering kan leiden. We moeten er dus voor waken dat de rechtsstaat niet gezien wordt als obstakel in de aanpak van terrorisme, maar als integraal onderdeel ervan.
Blijf kritisch
Een publiek dat volop angst beleeft is een stuk gevoeliger voor verregaande maatregelen die veiligheid beloven dan een publiek dat zich zeker voelt. Daarom moeten wijzelf ook kritisch blijven kijken naar wat uit de nationale, Europese en internationale politieke discussies gaat voortkomen. Niet om maatregelen die onze veiligheid vergroten tegen te houden, maar om goed te kijken of de voorgestelde maatregelen daar wel echt voor nodig zijn. En of we hiervoor niet andere, vaak diep gekoesterde, vrijheden opgeven. Daar kunnen we over een paar jaar enorme spijt van krijgen.
Het zijn immers díe vrijheden die onze vrije samenleving maken tot wat die is. En het is díe vrije samenleving die de terroristen proberen te ontwrichten.