Jemen: de smerige waarheden onder het puin

Frustratie, verdriet, machteloosheid, blinde woede.

Een mengeling van deze emoties overspoelde me terwijl ik naast Mohamed stond. Een uur eerder had een luchtaanval zijn huis verwoest in Sanaa, de hoofdstad van Jemen. Ik was sprakeloos. Mohamed, overmand door verdriet en al net zo sprakeloos, zat op de grond voor het puin dat daarnet nog zijn huis was. Hij was gekleed in zijn ondergoed. Zijn gezicht zat onder het bloed.

Door: Rasha Mohamed, Amnesty’s researcher in Jemen

Mohameds 8-jarige zoon was zojuist omgekomen tijdens de luchtaanval, op 2 juli uitgevoerd door de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië. Zijn dochter Sheikha (14) en zoon Hamoodi (6) zaten in de val onder het puin. In het karkas van het huis klonk het geluid van zwoegende mannen die met een hefboom probeerden een grote dakplaat omhoog te krijgen waaronder de kinderen vastzaten. De mannen riepen hun namen, maar kregen geen antwoord.

Ik voelde me volkomen machteloos terwijl de vader huilde. Ik hoorde de vliegtuigen van de coalitie nog altijd rondjes vliegen boven onze hoofden, bijna honend, triomfantelijk. Ten koste van wie? Van die kinderen, die uiteindelijk vijftien uur later werden uitgegraven, levenloos. Het was te laat.

De waarheid is smerig en rauw.

Bijvoorbeeld voor de 14-jarige Hamada. Zijn rechterbeen moest worden geamputeerd na een mortieraanval in zijn wijk Inshaat, in Aden. Ik zocht hem op in zijn huis. Hij lag in bed en schaamde zich voor zijn geamputeerde been, wilde het bedekken. Nadat we even hadden gepraat werd hij openhartiger en vertelde hoe een mortier ontplofte juist terwijl hij water aan het halen was. Een scherf had zich in zijn been geboord. Zijn familie was inmiddels naar een andere buurt verhuisd om de voortdurende gevechten tussen verschillende gewapende groeperingen te ontvluchten. In zijn nieuwe huis hoorden we de gevechten in de verte. Ik wist dat ze hier niet veel veiliger waren.

Als je je in het veld begeeft, gaat de adrenaline stromen. Het neemt bezit van je. Je ziet lijken, geamputeerde ledematen, geïnfecteerde wonden. Maar je hebt het gevoel dat je geen recht hebt daar heftig op te reageren. Want jouw lijden is minuscuul vergeleken bij wat je aanschouwt.

Toen ik Anhar Najeeb ontmoette op een intensive care in Aden, keek ze me smekend aan. Er welden tranen in haar ogen terwijl ze probeerde haar hand op te tillen. Het lukte niet. Een bomscherf had haar verlamd in alle ledematen. De raketaanval vond plaats in de wijk in Aden waar ze juist naartoe was verhuisd om het vechten en de uitbraak van knokkelkoorts in haar oude wijk te ontvluchten.

‘Wie zorgt er nu voor mijn verstandelijk gehandicapte broer en mijn doofstomme zoon?’ vroeg ze huilend. ‘Kijk naar me: ik kan me niet eens bewegen.’

En weer voelde ik me machteloos. Ik wilde haar knuffelen en zeggen dat alles goed zou komen. Maar de waarheid deed me verkrampen. Ik voelde me mentaal en emotioneel verlamd, staand naast haar bed.

In Jemen is de ellende enorm. De hemel blijft bommen regenen, op de grond blijven keiharde gevechten doorgaan. Ze brengen ziektes, honger, ontheemding, doodsangst, en dood. Maar de wereld blijft er blind voor. Het is walgelijk om te zien hoe weinig mensenlevens kennelijk waard zijn voor de internationale gemeenschap.

De mensen van Jemen verdienen beter. Ik kan geen kinderen redden uit het puin of met magische krachten mensen hun ledematen genezen. Maar ik kan ervoor zorgen dat hun verhalen bekend worden.