Israëlische luchtaanvallen in Libanon zijn oorlogsmisdrijven
Vier Israëlische luchtaanvallen op Libanon hebben aan minstens 49 burgers het leven gekost. Hele families in Libanon kunnen het niet meer navertellen. Deze aanvallen moeten worden onderzocht als oorlogsmisdrijven. Dit zegt Amnesty International vandaag in een briefing.
In de briefing ‘The sky rained missiles’: Israeli airstrikes in Lebanon must be investigated as war crimes stelt Amnesty International vast dat Israëlische troepen op 29 september op onwettige wijze woongebouwen hebben getroffen in het dorp Al-Ain in het noorden van Bekaa, op 14 oktober het dorp Aitou in Noord -Libanon en op 21 oktober in de stad Baalbek. Israëlische troepen vielen op 16 oktober ook op onwettige wijze het gemeentehuis van het stadje Nabatiye in Zuid-Libanon aan.
Directe aanvallen op burgers of burgerobjecten, willekeurige aanvallen die burgers doden of verwonden en disproportionele aanvallen die buitensporige verliezen onder de burgerbevolking veroorzaken, zijn oorlogsmisdrijven onder het internationaal recht. Het Israëlische leger heeft voorafgaand aan de aanvallen geen waarschuwing doen uitgaan.
Onderzoeksmechanisme
‘Deze vier aanvallen laten de minachting van Israël zien voor burgerlevens in Libanon en zijn bereidheid om het internationaal recht met voeten te treden,’ zegt Erika Guevara Rosas van Amnesty International.
‘Deze aanvallen moeten worden onderzocht als oorlogsmisdrijven. De Libanese regering moet een dringende oproep doen tot een speciale zitting van de VN-Mensenrechtenraad. Die moet een onafhankelijk onderzoeksmechanisme instellen, dat de vermeende schendingen en misdrijven die door alle partijen in dit conflict zijn begaan, onderzoekt. Het is essentieel dat het Internationaal Strafhof jurisdictie krijgt over misdrijven die volgens het Statuut van Rome zijn begaan op Libanees grondgebied.’
Geen reactie van Israël
Amnesty International interviewde 35 overlevenden en getuigen, onderzocht de locaties van de aanvallen in Nabatiye, Aitou en Baalbek en bezocht een ziekenhuis waar enkele gewonden werden behandeld. Onderzoekers fotografeerden ook restanten van de munitie die bij de aanvallen werd gebruikt. Deskundigen bekeken tientallen video’s en fotomateriaal uit lokale bronnen en sociale media, en onderzochten satellietbeelden van de locaties.
Er is de Israëlische autoriteiten op 11 november gevraagd om informatie over de militaire doelen die hier werden nagestreefd en de genomen maatregelen om burgerslachtoffers te voorkomen of tot een minimum te beperken. De Israëlische autoriteiten hebben tot nu toe niet geantwoord.
Hele familie uit het leven gerukt
Op 29 september, om ongeveer 4.50 uur plaatselijke tijd, verwoestte een Israëlische aanval in de buitenwijken van Al-Ain het huis van de Syrische familie Al-Shaar. Alle negen leden van de familie, die binnen lagen te slapen, kwamen daarbij om.
Ibrahim al-Shaar is het enige overlevende familielid. Hij was die nacht niet thuis. Dorpshoofd Youssef Jaafar vertelde Amnesty International dat de familie Al-Shaar al jaren in het dorp woonde: ‘Dit is een burgerwoning, geen militair doel. Er woonden veel kinderen in het huis.’
Kinderkamer in vlammen opgegaan
Bij een andere Israëlische aanval, op 21 oktober rond 5.45 uur plaatselijke tijd, werd de wijk Al-Nabi Inaam in Baalbek getroffen. Daarbij werd een gebouw verwoest waarin de familie Othman woonde. De aanval doodde zes mensen, twee vrouwen en vier kinderen, en verwondde zeven anderen.
Fatima Drai, die haar twee zonen Hassan (5) en Hussein (3) verloor bij de aanval, vertelde aan Amnesty International: ‘Mijn zoon maakte me wakker; hij had dorst en wilde wat drinken. Ik gaf hem water en hij ging weer slapen en knuffelde zijn broer. […] Ik glimlachte en dacht: wanneer zijn vader terugkomt zal ik hem vertellen hoe het met onze zoon is. Ik ging bidden en toen ontplofte alles om me heen. Een gasfles explodeerde, verbrandde mijn voeten en binnen een paar seconden was de kamer van mijn kinderen in vlammen opgegaan.’
Omdat alle doden bij deze twee aanvallen burgers waren en Amnesty International geen bewijs vond dat er militaire doelen waren in de huizen of in de directe omgeving, laadt Israël de ernstige verdenking op zich dat het directe aanvallen waren op burgers en burgerobjecten. Dit moet worden onderzocht als oorlogsmisdrijven.
Baby van 5 maanden gedood
Een Israëlische luchtaanval op 14 oktober verwoestte een gebouw in Aitou, waarbij 23 burgers omkwamen die in Zuid-Libanon ontheemd waren geraakt. Ook Ahmad Fakih, de man van wie de bewoners vermoedden dat hij het doelwit van de aanval was, werd gedood. De aanval vond plaats enkele minuten nadat Fakih bij het huis aankwam.
Het jongste slachtoffer was een vijf maanden oude baby. Ze werd uit het huis in een pick-up-truck geslingerd en de dag na de aanval door reddingswerkers gevonden.
‘Banden met Hezbollah’
Het Israëlische leger gaf geen commentaar op de aanval en op wie of wat die gericht was. Het dorp Aitou ligt diep in het christelijke gebied van Libanon en meer dan 115 kilometer van de grens met Israël. Onderzoekers van Amnesty International bezochten de plek van de aanval en zagen kinderboeken, speelgoed, kleding en kookgerei tussen het puin waar het huis ooit stond.
De overlevenden vermoeden dat Ahmad Fakih banden had met Hezbollah. Maar zelfs als hij het doelwit van Israël was, zouden de middelen en de methode van deze aanval op een huis vol burgers waarschijnlijk neerkomen op een willekeurige, buitenproportionele aanval. Dit moet onderzocht worden als een oorlogsmisdrijf.
Vermoedelijk Amerikaanse munitie
Een wapenexpert van Amnesty International analyseerde een fragment van de munitie die werd gevonden op de plaats van de aanval. Op basis van de grootte, vorm en de gekartelde randen van de zware metalen behuizing ging het hoogstwaarschijnlijk om een vliegtuigbom uit de Mk-80-serie. Dit zou betekenen dat het minstens een 500-ponder was. De Verenigde Staten zijn de belangrijkste leverancier van dit soort munitie aan Israël.
Jinane Hijazi, een van de overlevenden, die haar elf maanden oude kind Ruqayya Issa verloor, zei: ‘Ik heb alles verloren, mijn hele familie, mijn ouders, mijn broers en zussen, mijn dochter. Ik wou dat ik die dag ook gestorven was.’
Aanval op gemeentehuis
In de ochtend van 16 oktober werd het gemeentehuis van Nabatiye in Zuid-Libanon getroffen door een Israëlische luchtaanval, waarbij elf burgers omkwamen, onder wie de burgemeester. Minstens drie andere burgers raakten gewond.
De luchtaanval vond plaats zonder waarschuwing vooraf, net toen het crisisteam van de gemeente bijeenkwam om de levering van hulp zoals voedsel, water en medicijnen te coördineren. De hulp was bedoeld voor inwoners en intern ontheemden die waren gevlucht voor bombardementen in andere delen van Zuid-Libanon.
Na de aanval verklaarde het Israëlische leger tientallen doelen van Hezbollah in Nabatiye en omgeving te hebben aangevallen, zonder expliciete verwijzing naar deze specifieke aanval. Amnesty International vond echter geen bewijs dat er op het moment van de aanval een militair doelwit in het gemeentehuis was.
Stop de wapenleveranties
‘Israël heeft een afschuwelijke staat van dienst als het gaat om onwettige luchtaanvallen in Gaza en eerdere oorlogen in Libanon, die een verwoestende tol eisen onder burgers,’ zegt Erika Guevara Rosas van Amnesty International. ‘De bewijzen van onwettige luchtaanvallen tijdens het meest recente offensief van Israël in Libanon onderstrepen de dringende noodzaak voor alle staten, in het bijzonder de VS, om te stoppen met wapenleveranties aan Israël, vanwege het risico dat ze worden gebruikt voor ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht.’