Iran: gemartelde gevangenen in Evin-gevangenis hebben internationale bescherming nodig
De Iraanse autoriteiten moeten onafhankelijke internationale onderzoekers toelaten om onderzoek te doen naar het onwettige gebruik van geweld door de veiligheidstroepen in de Evin-gevangenis in Teheran op 15 oktober. Gevangenen moeten worden beschermd tegen verder onwettig doden, marteling en andere mishandeling.
Op 15 oktober brak er brand uit in de Evin-gevangenis. De Iraanse autoriteiten legden de schuld daarvan bij de gevangenen. Maar bewijs dat Amnesty International verzamelde lijkt erop te wijzen dat de autoriteiten de brand en het voorkomen van ontsnappingen van gevangenen aanwendden om hun bloedige neerslaan van de gevangenen te rechtvaardigen. Uit verslagen van gevangenen, familieleden van slachtoffers, journalisten en mensenrechtenverdedigers met contacten in de gevangenis, blijkt dat de gevangenisautoriteiten van Evin en de oproerpolitie herhaaldelijk traangas en kogels afvuurden op gevangenen, en veel gevangenen met wapenstokken sloegen, vooral op hun hoofd en gezicht.
Amnesty International maakt zich ernstige zorgen over ooggetuigen vanuit de gevangenis die aangeven dat de politie hun geweren richtten op de hoofden van een aantal vrouwelijke gevangenen en kogels afgevuurd zouden hebben op mannelijke gevangenen.
De Iraanse autoriteiten hebben tot nu toe acht doden en 61 gewonden onder de gevangenen bevestigd, maar gevangenen vrezen dat deze aantallen veel hoger liggen. De autoriteiten ontkennen en verbergen hun misdrijven al jaren en hebben ook nu snel verklaringen afgegeven die de dodelijke slachtoffers toeschrijven aan verstikking door het inademen van rook en gevechten onder de gevangenen.
Het willekeurige en extreme gebruik van geweld door de gevangenisautoriteiten en veiligheidstroepen van Iran tegen gevangenen die vastzaten in een gevangenis tijdens een brand en geen kans hadden te ontsnappen, is verder bewijs van de extreme wreedheid die de Iraanse autoriteiten inzetten om kritiek neer te slaan. De internationale gemeenschap moet de steeds groter wordende crisis in Iran van straffeloosheid voor ernstige misdrijven onder internationaal recht en andere ernstige mensenrechtenschendingen adresseren, anders zal het aantal slachtoffers alleen maar toenemen.
De VN Mensenrechtenraad moet een speciale sessie bijeenroepen over Iran, en onafhankelijke procedures instellen om deze schendingen te onderzoeken en aan te kaarten en verantwoordelijken te berechten.
Ook gevangenen zelf en hun familieleden roepen om actie door de internationale gemeenschap. Zij maken zich zorgen om hun leven en veiligheid, vooral sinds bezoeken aan de Evin-gevangenis sinds 15 oktober zijn verboden. De autoriteiten zouden gewonde gevangenen medische hulp onthouden.
Een gevangene die slachtoffer was van het geweld op 15 oktober belde met familie en zei het volgende: ‘Ze [de autoriteiten] staan de gewonden niet toe om behandeld te worden. Ze zeggen “het ergste is dat je dood kan gaan, en niets gebeurt”…We zijn niet veilig hier… Als mensen ons vergeten, zullen de autoriteiten ons allemaal afslachten.’
Een familielid van een gevangene uit Evin vertelde aan Amnesty International: ‘We hebben geen kritiek en veroordelingen nodig… We hebben actie nodig… Hoeveel groter moet de prijs zijn die we moeten betalen?’
Ernstig gebruik onwettig geweld
Gevangenen uit gebouw nummer 8 in de Evin-gevangenis geven aan geweerschoten gehoord te hebben en ook mensen die schreeuwden, vanaf een uur of 8 ’s avonds op 15 oktober. Dit kwam uit de richting van het naastgelegen gebouw, nummer 7. In gebouw nummer 8 zitten voornamelijk mensenrechtenverdedigers en dissidenten gevangen. In gebouw nummer 7 vooral mensen die werden veroordeeld voor diefstal en financiële misdaden. Gevangenen uit gebouw 8 zouden hebben geprobeerd door de ingang van het gebouw te breken omdat ze zich zorgen maakten over de veiligheid van de gevangenen in gebouw 7. In reactie daarop vuurden bewakers en de oproerpolitie traangas en metalen kogeltjes af op de gevangenen. Volgens een ooggetuige schoten agenten die buiten gebouw 8 stonden ook kogels af op gevangenen die in het gebouw waren, vanuit de ramen.
Gevangenen van gebouw 8 werden daarop geboeid en geslagen met wapenstokken, vooral richting hun hoofden en gezichten. Ook werden gevangenen die gewond waren geraakt door de metalen kogeltjes direct op hun wonden geslagen. Amnesty International ontving uit betrouwbare bron een ooggetuigenverslag waarin een gevangene had geschreven dat de aanvallen door een kolonel werden geleid. Hij nam deel aan het slaan van gevangenen en schreeuwde doodsbedreigingen naar hen, en riep ‘ik zorg dat jullie moeders gaan rouwen om jullie dood. Dit is de dag dat jullie doodgaan.’
Veiligheidstroepen zouden volgens deze gevangene honderden gevangenen naar de gymzaal hebben gebracht. Dit is een grote zaal, waar ze verder werden geslagen.
Gevangenen in gebouw nummer 5 – waar de vrouwelijke gevangenen zitten – en gebouw nummer 4 – waar onder meer mannelijke gevangenen met een dubbele nationaliteit en politieke dissidenten zitten – hoorden de geweerschoten en probeerden de gebouwen uit te vluchten. Ooggetuigen vertellen hoe bewakers weer traangas gebruikten. Volgens gevangenen drongen veiligheidstroepen ook de vrouwenafdeling binnen, en richtten ze hun geweren op de hoofden van vrouwen terwijl ze bedreigingen en beledigingen riepen.
Volgens informatie die Amnesty International verkreeg, raakten meer dan 12 gevangenen in gebouw 8 gewond door pijnlijke metalen kogeltjes en werden ze niet medisch behandeld. Verschillende gevangenen van de vrouwenafdeling en gebouw 4 werden ziek door het traangas. Bronnen gaven ook aan dat de agenten mogelijk kogels hadden afgevuurd, gezien de ernst van de verwondingen van sommige gevangenen.
Sinds het dodelijke geweld op 15 oktober zijn alle bezoeken aan de Evin-gevangenis opgeschort. Hierdoor lopen de gevangenen meer kans gemarteld en mishandeld te worden. Ook wordt hen medische hulp onthouden. Na de aanval werden tientallen gevangenen van gebouw 8 naar een onbekende locatie overgeplaatst. Onder hen ook gewonden. De familieleden van deze mensen waren niet op de hoogte van hun lot en locatie. Een dag later, nadat sommige gevangenen mochten bellen, bleek dat ze waren overgebracht naar de Rajai’s Shahr-gevangenis in Karaj, in de provincie Alborz. Het lot van veel andere gevangenen, onder meer de mensen uit gebouw 7, is onbekend. Er heersen grote zorgen over hun veiligheid.
Tegenstrijdige berichten
Op de avond van 15 oktober verschenen videobeelden online waarop vlammen te zien waren in de Evin-gevangenis. Het gevangeniscomplex bestaat uit meerdere gebouwen. Volgens een journalist en voormalige gewetensgevangene die het complex goed kent, was het vuur in een hoger gebouw waarin een naaiatelier en een amfitheater gevestigd zijn. Het bevindt zich in een gebied van de gevangenis dat is omgeven door hoge muren en waarin zich ook gebouwen nummer 7 en 8 bevinden.
De Iraanse autoriteiten hebben tegenstrijdige verklaringen gegeven waarin ze de schuld voor de brand bij gevangenen uit gebouw 7 leggen. Ze verklaarden eerst dat de brand was uitgebroken tijdens een gevecht tussen gevangenen die waren veroordeeld voor diefstal en financiële misdaden. Deze officiële verklaring veranderde nadat op 17 oktober voormalige gevangenen in interviews met onafhankelijke media buiten Iran verklaarden dat gevangenen geen toegang gehad konden hebben tot deze gebouwen waar de brand was op die tijd in de avond. Ook verscheen toen audio-visueel bewijs van het gebruik van traangas en granaten binnen de gevangenis. De autoriteiten verklaarden toen dat de brand was veroorzaakt door twee of drie gevangenen die hadden geprobeerd te ontsnappen door dekens in brand te steken op hun afdeling. Ze zouden de chaos die toen ontstond hebben gebruikt om naar het gebouw van de werkplaats te gaan om daar brand te stichten. Als reactie daarop zouden de veiligheidstroepen hebben ingegrepen. Dezelfde dag beschreef het hoofd van justitie, Gholamhossein Mohseni Ejei de verantwoordelijken voor de brand als ‘agenten van de vijand… die het werk van Zionistische, Amerikaanse en Britse centra faciliteren, die betrokken zijn bij het stoken van oorlog en onrust’. Hij riep op hen snel te berechten.
Uit het onderzoek van Amnesty International blijkt echter dat de brand uitbrak nadat de autoriteiten geweld hadden ingezet tegen de gevangenen, wat indruist tegen de beweringen van de autoriteiten. Uit verschillende verklaringen van gevangenen en hun families blijkt dat de schoten begonnen rond 20:00 uur. Dat is meer dan anderhalf uur voor 21:29 uur, wat volgens de woordvoerder van de brandweer van Teheran het tijdstip was waarop de brand werd gemeld.
Na het verschijnen van videobeelden waarop mensen in burgerkleding te zien zijn op het dak van het gebouw van de werkplaats, werd de officiële verklaring nog ongeloofwaardiger: de personen op het dak gooien wat een brandbare substantie lijkt in het vuur dat daarop oplaait. Voormalige gevangenen die de Evin-gevangenis kennen, bevestigen de locatie. Zij vertelden Amnesty International verder dat de deuren van de gebouwen waarin gevangenen zitten van ongeveer 17:00 uur tot 09:00 uur gesloten zijn, wat het vrijwel onmogelijk maakt voor gevangenen om op het dak te komen die in de video te zien is. De Iraanse autoriteiten gebruiken vaak agenten in burger bij hun veiligheidsoperaties.
De autoriteiten hebben de identiteit van de acht gevangenen van wie ze de dood bevestigden niet bekend gemaakt. Ze hebben slechts aangegeven dat ze waren veroordeeld voor diefstal, wat suggereert dat ze in gebouw 7 zaten. Er zijn geen doden of gewonden onder gevangenispersoneel of veiligheidstroepen bekend gemaakt.
Uit luchtbeelden en videobeelden van het gebied waar de brand woedde, lijkt de brand beperkt te zijn gebleven tot het gebouw van de werkplaats. Dit gebouw zou normaalgesproken niet worden gebruikt voor het huisvesten van gevangenen, maar in het verleden, tijdens periodes van massa-arrestaties tijdens demonstraties, zoals bij de protesten van november 2019, werden er tijdelijk honderden gevangenen vastgezet. Het is niet duidelijk of de autoriteiten dit nu weer doen en of gevangenen ten tijde van 15 oktober in het gebouw aanwezig waren.
Landmijnen op het gevangenisterrein
In een schokkend bericht op 16 oktober van Fars News (aan de staat gelieerd) stond dat de explosies die op sommige video’s te horen zijn afkomstig zijn van landmijnen die door vluchtende gevangenen werden geactiveerd. De verhalen dat gevangenen op landmijnen waren gestapt werden later ontkend, maar de autoriteiten ontkenden niet het gebruik van landmijnen in de Evin-gevangenis.
Een journalist en voormalige gewetensgevangene vertelde Amnesty Internationale dat hij in januari 2020 een explosie had gezien terwijl hij vastzat in gebouw 8 van de Evin-gevangenis. De bewakers vertelden de gevangenen dat de explosie werd veroorzaakt door een kat die op een landmijn was gestapt. Hij vertelde dat de landmijnen zich bevinden in de heuvels in het noordelijke deel van de gevangenis, en dat ze zichtbaar zijn vanuit een aantal kamers van gebouw 8. Amnesty International is op de hoogte van ten minste twee andere voormalige gevangenen van de Evin-gevangenis die dit bevestigen en ook explosies hebben gezien of gehoord.
Antipersoneelsmijnen zijn internationaal verboden, en hun gebruik is ten allen tijde verboden. Het feit dat de Iraanse autoriteiten toegeven dat er landmijnen zijn geplaatst dichtbij de gevangenisafdelingen laat zien hoe weinig respect ze hebben voor mensenlevens en internationaal recht.
Achtergrond
De aanval op gevangenen in de Evin-gevangenis vond plaats terwijl veiligheidstroepen doorgaan met het wreed neerslaan van landelijke demonstraties waarbij mensen oproepen tot een overgang van Iran naar een systeem waarin gelijkheid en mensenrechten worden gerespecteerd. Amnesty International heeft het wijdverspreide gebruik van dodelijk geweld door de Iraanse veiligheidstroepen tegen demonstranten, ook kinderen gedocumenteerd.
Er zijn geen officiële cijfers over het aantal gevangenen in de Evin-gevangenis, maar mensenrechtengroepen schatten dat er duizenden mensen vastzitten. Er worden al jaren mensen willekeurig vastgezet voor het vreedzaam uiten van hun mensenrechten.