Hongarije en de Europese vluchtelingenopvang: Zestig jaar na de opstand
Op 23 oktober 1956 begon de Hongaarse opstand, met studenten die op de pleinen van Budapest scandeerden dat ze ‘geen slaven meer zouden zijn.’ Op 3 en 4 november werd het land door Russische tanks en troepen overmeesterd. Later die maand vluchtte Julia met haar familie. Ze was zes jaar. ‘Een paar dagen eerder had ik mijn moeder gevraagd wat die rode vloeistof in de goten was.’ Ze vluchtten zonder bezittingen, zonder afscheid te nemen van de grootouders die geen van hen zou weerzien. Ze liepen de Oostenrijkse grens over. Daar werden ze meegenomen naar een groot vluchtelingenkamp. ‘De mensen waren erg aardig. We voelden ons heel veilig. Heel welkom.’
Hongaarse kinderen werden over de grens gezet met kaartjes rond hun nek: ‘Zorg voor onze kinderen. Wij vechten door.’ Zo’n 200.000 Hongaren vertrokken, van wie 175.000 naar Oostenrijk. Dat laatste land was nog goeddeels ontredderd als gevolg van de wereldoorlog.
In Nederland werd al 3 november een Comité Hulpverlening Hongaarse Volk opgezet.
Acties brachten binnen korte tijd zo’n 12 miljoen gulden (nu 40 miljoen euro) op. In twee weken arriveerden tweeduizend Hongaren, op uitnodiging. Ze werden toegesproken door koningin Juliana. De huisvesting verliep gemakkelijk, omdat de belangstelling van de kant van de gemeenten groot was.
Op 2 oktober 2016 heeft Hongarije in een referendum gehouden over het EU-plan om vluchtelingen te verdelen. Van de stemmers was 98 procent tegen. De regering had 15 miljoen euro gestoken een anti-campagne, met grote posters: ‘Wist u dat sinds het begin van de immigratiecrisis meer dan 300 mensen overleden als gevolg van de terroristische aanslagen in Europa?’, ‘Wist u dat de intimidatie van vrouwen in Europa sterk is gestegen?’ Niets werd verteld over de nood en wanhoop van de vluchtelingen. Een satirische groep vatte de desinformatie samen: ‘Wist u dat de gemiddelde Hongaar in zijn leven meer ufo’s ziet dan vluchtelingen?’
Hongarije heeft een hek gebouwd, 300 kilometer langs de grens, tien meter hoog en met prikkeldraad. Het helpt, zegt de regering. In 2015 hebben zo’n 400.000 migranten Hongarije doorkruist op weg naar West–Europa, dit jaar 18.000. Een tweede hek is in de maak. Premier Viktor Orbán noemt migranten ‘vergif’. Duizenden zitten in het grensgebied vast in overvolle kampen. Hongarije heeft welgeteld 1.294 mensen asiel verleend.
De 23e oktober is nu nationale feestdag in Hongarije. Na 1956 hebben bijna veertig landen samengewerkt in de zorg voor Hongaarse vluchtelingen. Dat was na een invasie die meer dan 2500 Hongaren het leven had gekost. En een bezetting waarin tienduizenden werden gearresteerd, gemarteld, opgesloten in concentratiekampen, gedeporteerd naar het oosten of terechtgesteld.
Julia werd kinderarts in Florida. Ze beziet de situatie van nu met ontzetting: ‘Ook wij wisten niets van wat ons te wachten stond toen we Hongarije verlieten. Het enige wat mijn ouders wilden was veiligheid voor hun kinderen.’
Op 23 oktober 1957, exact een jaar na de opstand, schreef de Franse filosoof Albert Camus een open brief, Het bloed van de Hongaren: ‘Nooit mogen we verraden waarvoor de Hongaren zijn gestorven. We willen niet zijn als iemand die na een zondagse voetbalwedstrijd teruggaat naar zijn pantoffels bij de haard’.