Gaza 2014: aanvallen Palestijnse gewapende groepen maakten slachtoffers aan beide kanten conflict

Tijdens het Gaza-conflict in juli en augustus 2014 vuurden Palestijnse gewapende groepen willekeurig raketten en mortieren af op gebieden in Israël waar burgers wonen. Dat staat in een nieuw rapport van Amnesty International dat vandaag uitkomt.

Tijdens het  vijftig dagen durende conflict in Gaza maakten beide partijen zich schuldig aan oorlogsmisdaden. Ten minste 1.585 Palestijnse burgers, onder wie meer dan 530 kinderen, kwamen om door aanvallen van het Israëlische leger. Uit het rapport Unlawful and deadly: Rocket and mortar attacks by Palestinian armed groups during the 2014 Gaza/Israel conflict blijkt dat verschillende aanvallen vanuit Gaza als oorlogsmisdaden kunnen worden beschouwd. Zes Israëlische burgers, onder wie een 4-jarig jongetje, kwamen daarbij om het leven. In de dodelijkste aanval die vanaf de Palestijnse kant gedaan zou zijn, kwamen dertien Palestijnse burgers, onder wie elf kinderen, om toen een projectiel dat vanuit de Gazastrook was afgevuurd in het al-Shati vluchtelingenkamp landde.

De raketten die door de Palestijnse gewapende groepen worden afgevuurd zijn ongeleide projectielen die niet nauwkeurig op specifieke doelen gericht kunnen worden; ze zijn dus willekeurig. Het gebruik van dit soort wapens is onder internationale wetgeving verboden en valt onder oorlogsmisdaden.

Het is duidelijk dat de Israëlische aanvallen op Palestijnse burgers tijdens het Gaza-conflict een verwoestend effect hebben gehad. Schendingen door een partij in een conflict rechtvaardigen echter nooit schendingen door de tegenstander. De Palestijnse gewapende groepen moeten alle directe aanvallen op burgers en willekeurige aanvallen staken. Ze moeten alle mogelijke voorzorgsmaatregelen treffen om de burgers in de Gazastrook hiertegen te beschermen.

Ook Israël heeft duidelijke verplichtingen onder het internationale oorlogsrecht

Het feit dat gewapende Palestijnse groepen zich mogelijk schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden, pleit de Israëlische troepen niet vrij van hun verplichtingen onder internationaal oorlogsrecht: de oorlog heeft de 1,8 miljoen inwoners van Gaza dood en verderf gebracht, en een aantal van de Israëlische aanvallen moeten als oorlogsmisdaden worden onderzocht. Zowel de Israëlische als de Palestijnse autoriteiten moeten samenwerken met de onderzoekscommissies van de Verenigde Naties en het Internationale Strafhof om tientallen jaren van straffeloosheid en geweld tegen burgers te beëindigen.

Iron Dome-bescherming, maar niet in Gaza of voor Bedoeïenen

Het rapport laat ook zien dat de Israëlische autoriteiten er niet in slagen burgers van kwetsbare gemeenschappen te beschermen tijdens het conflict. Het gaat dan met name om de niet door de Israëlische autoriteiten erkende Bedoeïenen-gemeenschappen in de Negev/Naqab-regio. De gebieden waar deze Bedoeïenen wonen worden niet als woongebieden gezien en worden daarom ook niet beschermd door Israëls luchtafweersysteem Iron Dome. Ook zijn er geen schuilkelders voor deze meer dan honderdduizend bewoners van Bedoeïenendorpen. Ook in Gaza is er geen Iron Dome en zijn er geen schuilkelders om burgers te beschermen. Het gebrek aan bescherming is onderdeel van de dagelijkse discriminatie die deze mensen ervaren. De Israëlische autoriteiten moeten ervoor zorgen dat iedereen dezelfde bescherming ontvangt.

Amnesty International roept ook de internationale gemeenschap op verdere schendingen tegen burgers te voorkomen door de straffeloosheid aan te pakken en wapentransfers naar Israël en Palestijnse gewapende groepen te stoppen.

Bekijk het rapport.