Europa, zet Turkije meer onder druk om de mensenrechten te respecteren
De minachting van Turkije voor de mensenrechten is ronduit beschamend. Er worden niet alleen onschuldige journalisten, mensenrechtenverdedigers, studenten en mensen die actievoeren via sociale media gevangengehouden. Ook neemt de politieke vervolging toe en negeert de regering uitspraken van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) om mensen vrij te laten die onterecht gevangenzitten.
Het is tijd voor Europese regeringen om de druk op te voeren en te eisen dat Turkije zijn verplichtingen nakomt. Ze moeten zich niet laten verblinden door de ronkende uitspraken in het langverwachte actieplan voor de mensenrechten dat op 2 maart 2021 door president Erdoğan is aangekondigd. De uitholling van het rechtssysteem kan alleen worden teruggedraaid door middel van een grondige hervorming.
Opstelling Turkije verhardt
Turkse regeringsfunctionarissen werken al lang samen met het EHRM, de rechtbank die is verbonden aan de Raad van Europa, waarvan 47 staten lid zijn. Zelfs als Turkije zijn wetten of praktijken niet veranderde om herhaalde overtredingen te voorkomen, toonde het over het algemeen respect voor de regels. Het hield contact met en toonde respect voor het Comité van Ministers, het orgaan dat bestaat uit afgevaardigden van de ministers van Buitenlandse Zaken en dat belast is met de tenuitvoerlegging van vonnissen. Dat gebeurt nu niet langer.
Een duidelijk teken dat het voor Turkije niet langer ‘business as usual’ is, was de weigering om twee prominente mensen vrij te laten die respectievelijk meer dan drie en vier jaar onterecht vastzaten: Osman Kavala, een filantroop en pijler van het Turkse maatschappelijk middenveld, en oppositieleider Selahattin Demirtaş. Het Europese Hof, waarvan de uitspraken door Turkije als bindend zijn aanvaard, heeft opgeroepen tot hun onmiddellijke vrijlating. In uitspraken waarin een schending werd geconstateerd van het zelden ingeroepen artikel 18 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens, oordeelde het Hof dat hun detentie en opsluiting ‘een bijbedoeling nastreefden’, namelijk hen het zwijgen opleggen en het pluralisme in Turkije onderdrukken. Kortom, het Hof vond dat er sprake was van politieke vervolging
Het Comité van Ministers heeft Turkije al drie keer opgeroepen Kavala vrij te laten. Wanneer het in maart weer samenkomt, zou het dat ook voor Demirtaş moeten doen.
Turkije trekt zich niets aan van Europees Hof
Als reactie op deze oproepen kwam Turkije met nieuwe, ongegronde aanklachten tegen beide mannen, wat duidelijk de politieke aard van de zaken aantoont. Ten eerste beschuldigden de autoriteiten Kavala van het organiseren van de Gezi-protesten – de massale demonstraties in 2013 tegen een stadsontwikkelingsproject in Istanbul. Toen een rechtbank Kavala vrijsprak, arresteerden de autoriteiten hem onmiddellijk weer, omdat hij naar verluidt achter de mislukte couppoging van 2016 zat. Voor alle zekerheid beschuldigden ze hem ook van ‘spionage’. Maar de uitspraak van het Europese Hof is duidelijk: er is geen bewijs om Kavala gevangen te houden voor de eerste twee aanklachten. Wat betreft de aanklacht van ‘spionage’ is er nog geen geloofwaardig bewijs naar voren gebracht. Deze ‘fantasievolle’ beschuldigingen tegen Kavala zouden lachwekkend zijn, ware het niet dat het ontnemen van zijn vrijheid volkomen onrechtvaardig is.
In de zaak van Demirtaş wordt dezelfde logica gevolgd. Als leider van de Democratische Volkspartij, de HDP, de op een na grootste oppositiepartij, zit hij in voorlopige hechtenis op grond van ongegronde beschuldigingen van ‘terrorisme’. Op hetzelfde moment dat het Europese Hof in december 2020 een definitieve uitspraak deed in het voordeel van Demirtaş, aanvaardde een Turkse rechtbank een nieuwe aanklacht van meer dan 3.000 pagina’s tegen hem en 107 anderen. De Turkse autoriteiten lijken bereid om alles te doen om hem niet vrij te laten, omdat er verkiezingen in aantocht zijn en de regerende AK-partij van president Erdoğan erop uit lijkt te zijn om tegenstanders uit te schakelen.
Wat kan de Raad van Europa doen?
Wat kunnen de Raad van Europa en zijn lidstaten doen als een land schaamteloos de verplichtingen negeert die het Europese Verdrag oplegt? Eén instrument is het starten van een inbreukprocedure tegen een weerbarstige staat. Daarbij hebben de Europese Commissie en uiteindelijk ook het Europees Hof de macht om een land te dwingen tot naleving van Europese regelgeving. Dit instrument is slechts één keer gebruikt. Dat was in de zaak van Ilgar Mammadov versus Azerbeidzjan. Amnesty International dringt er bij alle EU-lidstaten op aan om een dergelijke inbreukprocedure tegen Turkije in te stellen, om te laten zien dat de EU vastberaden is om politieke vervolging tegen te gaan.
Een andere stap zou zijn dat de secretaris-generaal – het politieke hoofd van de Raad van Europa – een speciaal onderzoek start naar de reden waarom de uitspraken van het Europees Hof niet worden uitgevoerd. Dit instrument is in de afgelopen 20 jaar slechts vier keer gebruikt, meest recentelijk tegen Azerbeidzjan in de zaak Ilgar Mammadov.
Lidstaten moeten in actie komen
De lidstaten zullen zich ervan bewust zijn dat Turkije een van de grootste ontvangers is van de Raad van Europa, met een bedrag van miljoenen euro’s per jaar. Als zodanig hebben ze de plicht ervoor te zorgen dat hun financiële bijdragen hen niet medeplichtig maken aan het ondersteunen van een regering die de mensenrechten minacht en zich bezighoudt met politieke vervolging.
De Turkse autoriteiten hebben laten zien dat geen enkele dialoog tot de vrijlating van deze mannen zal leiden. Ze zijn onschuldig en moeten worden vrijgelaten. De tijd voor getreuzel is voorbij. Het is niet langer mogelijk om te doen alsof Turkije blijft samenwerken en zijn verplichtingen nakomt.
Nils Muižnieks, directeur van Amnesty’s regiokantoor Europa