Eritrea: onderdrukker, folteraar… partner?

Eritrea is een van de meest repressieve regimes ter wereld. Een recent VN-rapport constateert een enorm scala aan mensenrechtenschendingen, van complete repressie van meningsuiting tot buitengerechtelijke executies, van marteling tot dwangarbeid. Sinds 1993 zijn meer dan 10.000 mensen zonder aanklacht of proces vanwege politieke redenen in de cel beland. Het is dan ook niet verbazend dat veel Eritreeërs proberen het land te ontvluchten. Iets wat het Eritrese regime met harde hand probeert te voorkomen. Zo hanteert het regime al lange tijd een shoot-to-kill-beleid tegen Eritreeërs die zonder toestemming proberen de grens over te steken en het land te verlaten.

Door: Chris Mommers

Het klinkt misschien als repressie die ons in Nederland niet raakt, maar niets is minder waar. Ondanks de keiharde maatregelen lukt het iedere maand ongeveer 5.000 Eritreeërs het land te ontvluchten. Ongeveer twintig procent van de asielaanvragen in Nederland worden gedaan door Eritreeërs. Ze krijgen – gezien de erbarmelijke situatie in hun land – ook in grote mate een vluchtelingenstatus toegewezen. Toch ziet de Nederlandse regering ze hier liever niet. Laten we eerlijk zijn: wij van Amnesty ook niet. We zien liever dat mensen niet hoeven te vluchten omdat hun rechten in hun land van herkomst gewoon worden gerespecteerd. Moeten mensen toch vluchten voor hun leven dat moeten ze ook in Nederland een warm welkom krijgen.

De afgelopen maanden is er in Nederland en in de EU steeds meer aandacht voor het aanpakken van de ‘grondoorzaken’ van vluchtelingenstromen. Het voorkomen dat mensen op de vlucht moeten slaan dus. Dat belooft wat: op zijn minst, zou je zeggen, een gezamenlijke strategie om het Eritrese regime verder onder druk te zetten mensenrechten te respecteren.

De realiteit is anders. De EU is volgens documenten van de Europese Commissie bezig te kijken hoe beter met Eritrea samen te werken om ‘irreguliere migratie te adresseren’. Eritreeërs worden zo in één klap gedegradeerd tot ‘irreguliere migranten’ in plaats van vluchtelingen die bescherming nodig hebben. Je vraagt je af wat hierbij van Eritrea, dat al bereid is dodelijk geweld te gebruiken om te voorkomen dat mensen ‘migreren’, verwacht wordt. Hierover doodse stilte in de EU-stukken.

Pyromaan

Nederland doet er nog een schepje bovenop. In juni kondigde minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan zich in te gaan zetten voor werkgelegenheid voor jongeren in Afrika, met de achterliggende gedachte dat ze hierdoor niet meer hoeven te migreren. Op de lijst van doellanden ook Eritrea. Alsof jeugdwerkeloosheid en niet dwangarbeid of marteling de belangrijkste drijfveer is om dat land massaal te verlaten.

Zo dreigt Eritrea te worden omgeturnd van paria op het wereldtoneel tot respectabele partner in, zoals dat netjes heet, migratiemanagement. Samen met de veroorzaker van de vluchtelingenstroom gaan we migratie reguleren. Het is alsof je de buurtpyromaan vraagt om deel uit te maken van de brandwacht.

De EU neemt alvast een voorschotje op de kritiek: ja, er zijn best mensenrechtenschendingen, maar het Eritrese regime belooft écht om een einde te maken aan de vrijwel eindeloze dienstplicht. En dat shoot-to-kill-beleid, dat doen we niet meer hoor, heus. Mooie beloften als ze kunnen worden waargemaakt, maar vanuit de mond van het Eritrese regime, dat niet zelden beloften doet met de vingers gekruist achter de rug, niet heel geloofwaardig. In eind augustus meldde het Life and Peace Institute nog met vluchtelingen te hebben gesproken die zijn beschoten tijdens het oversteken van de grens.

Overigens is Eritrea niet het enige twijfelachtige regime waarmee de banden stevig worden aangehaald vanuit het oogpunt van migratiemanagement. Op 11 en 12 november vindt op Malta een topontmoeting plaats tussen de EU en Afrikaanse landen over het uitbouwen van de samenwerking. Daar zal, volgens het Nederland kabinet, ook oog zijn voor mensenrechten. De hamvraag is natuurlijk: hoe gaat Nederland hiervoor zorgen? En op welke manier? Uit ons eerdere onderzoek, bijvoorbeeld over Mauritanië en Libië, weten we dat druk van Europese landen om meer te doen om ‘irreguliere migratie’ te stoppen niet zelden leidt tot nog verdere repressie. Hetgeen het kabinet tot nu toe heeft weten te melden over haar intenties op dit punt laat nog niet zien dat ‘oog hebben’ voor mensenrechten verder gaat dan retoriek.

Aan het kabinet dus de belangrijke uitdaging duidelijk te maken hoe het gaat voorkomen dat mensenrechten straks worden geslachtofferd op het altaar van het migratiemanagement.