Door hun ogen: verhalen van vluchtelingen over mishandelingen in Libië

Amnesty International deed verslag van verschrikkelijke, wijdverbreide schendingen van de rechten van vluchtelingen en migranten die door Libië reisden in de hoop veiligheid en stabiliteit te vinden in Europa. Seksueel misbruik, marteling en uitbuiting maakten hier deel van uit. Lees de verhalen van twee vluchtelingen die vertellen over hun angstaanjagende ervaringen.

Amal, 21, Eritrea – gebruikt als seksslavin

Amal ontsnapte uit Eritrea en reisde door Sudan nadat haar moeder was opgepakt. Ze wilde ontsnappen aan de eindeloze dienstplicht. Die had ervoor gezorgd dat zij al anderhalf jaar lang niet naar de universiteit was geweest en haar familie niet had gezien. Maar onderweg naar hoop op een nieuw en veilig leven in Europa werd zij tot seksslavernij gedwongen nadat zij nabij de Libische stad Benghazi was ontvoerd door Islamitische Staat.

‘IS nam ons eind juli 2015 gevangen. Ze deelden ons op in christenen en moslims en toen scheidden ze de mannen van de vrouwen. Ze brachten ons in twee auto’s naar Tripoli, waar ze ons in een soort paleis onderbrachten. Ze stopten ons onder de grond – we zagen negen maanden lang de zon niet. Toen vertelden ze ons dat ze ons zouden vrijlaten, maar alleen als we ons zouden bekeren [tot de islam]. Dat deden we dus maar.

Nadat we waren bekeerd, zeiden ze dat we hun slaven en dienstmeiden zouden worden.

We werden drie maanden lang geslagen. Ze gebruikten daarvoor hun handen, tuinslangen of stokken. Soms maakten ze ons bang met hun vuurwapens of dreigden ze ons af te slachten met hun messen.

Ze beschouwden ons als hun vrouwen en verkrachtten ons.

Zo leefden we vier maanden. Het was een erg grote plek en er waren veel mannen. Elke dag misbruikten enkelen van hen ons.

In februari [2016] verdeelden ze ons. Elk van ons werd aan een man gegeven. Ik verbleef bij een man […] die alleen maar ’s avonds kwam, zonder voedsel. [Na een week] slaagde ik er toen hij weg was in een sleutel te vinden en vertrok ik. Ik kwam erachter dat ik in Sirte was.

Ik kwam op 5 mei aan in Taranto. Ze vroegen me waarom ik naar Italië was gekomen. Toen zeiden ze dat ze me kunnen helpen.’

Veel vluchtelingen die door Libië reizen worden verkracht. Zó veel dat vrouwen ons vertelden aan de pil te zijn gegaan voordat zij naar Libië reisden, omdat zij verwachtten te worden verkracht en niet zwanger wilden worden. Vrouwen lopen constant risico op seksueel geweld door smokkelaars, handelaren of gewapende groeperingen. Ook in detentiecentra voor migranten is veel seksueel geweld. Alle vrouwen die Amnesty sprak hadden het zelf meegemaakt of kenden vrouwen die het hadden meegemaakt.

Abdurrahman, 23, Eritrea – ontvoerd voor losgeld

Abdurrahman was mecanicien. Hij verliet Eritrea vanwege de eindeloze dienstplicht. Toen hij in juni 2015 in Libië aankwam, droegen smokkelaars hem over aan een criminele bende die hem gevangenhield om losgeld van zijn familie te krijgen.

‘Vanuit een huis in Ajdabya dwongen zij ons allemaal naar huis te bellen en om geld te vragen. Er was een Ethiopische man die ons in de gaten hield, en als er iets gebeurde kwamen de Libiërs om ons te slaan – in Ajdabya waren er ongeveer tien [Libiërs]. Er waren ongeveer 250 mensen in het huis. We sliepen allemaal op de grond, mannen en vrouwen in dezelfde kamer… We moesten er blijven totdat het geld kwam. Ik was er een week.’

Voordat hij in januari 2016 voor de eerste keer probeerde over zee naar Italië te komen, werd Abdurrahman door smokkelaars gedwongen te werken om te betalen voor zijn overtocht.

‘Onze boot vertrok in januari uit Sabratah. Het was een rubberboot voor zo’n vijftig personen, maar er zaten 120 mensen in. Na twee uur kwam een grote Libische boot met politieagenten erin en bracht ons terug naar de kust.

Op de kust sloegen ze ons allemaal om erachter te komen wie de kapitein was.

Toen schoten ze een man in zijn voet. Hij was de laatste die de boot verliet. Ze vroegen hem wie de kapitein was. Hij zei dat hij dat niet wist, dus zeiden zij “Dan ben jij dus de kapitein” en ze schoten op hem.

Ze brachten ons naar een gevangenis in Al-Zawiya. Ik verbleef daar ruim een maand.

Er was weinig voedsel en ze sloegen ons elke dag. Ze gebruikten daar stokken en soms elektrische verdovingspistolen voor.

Het was een grote gevangenis, met dertig tot veertig mensen in één ruimte en slechts één toilet. Er waren geen artsen of medicijnen en veel mensen hadden schurft.

Uiteindelijk onderhandelden de smokkelaars met de gevangenisbewakers en wisten ze ons eruit te krijgen. We werden teruggebracht naar precies dezelfde plek. Twee mensen stierven hier van de honger, omdat ze in de gevangenis niet genoeg voedsel hadden gehad.

Op 15 maart om 8 uur ’s morgens kon ik eindelijk weer aan boord van een boot klimmen. We zaten er drie uur op toen een Duits schip ons redde.’

Detentiecentra in Libië zijn de hel op aarde. Het zijn hedendaagse kerkers. Ze staan onder leiding van het ministerie van Binnenlandse Zaken, dus de mishandelingen die er plaatsvinden, worden gepleegd in gevangenissen die in handen zijn van de Libische autoriteiten. Wanneer zij niet wegkwijnen in gevangenissen, worden vluchtelingen en migranten verhandeld, mishandeld, uitgebuit, verkracht en vermoord zonder dat de autoriteiten hen hiertegen beschermen.

Als je denkt aan de tienduizenden mensen die door Libië reisden en nog zullen reizen in de hoop een veilig heenkomen te vinden, dan krijg je een gevoel van de schokkend grote schaal waarop deze gruweldaden plaatsvinden.

Duizenden hebben hun leven al verloren in een poging via zee Europa te bereiken ─ in de eerste helft van 2016 waren dat er al meer dan 2.900.

Dit zijn niet alleen vluchtelingen of migranten, het zijn mensen. Zij verdienen ons medeleven, onze bewondering en onze hulp.