Colombia moet de rechten van inheemse en Afro-Colombiaanse gemeenschappen vooropstellen

De Colombiaanse regering moet niet de wens van ondernemingen om gebieden te exploiteren, maar juist de rechten van inheemse en Afro-Colombiaanse gemeenschappen vooropstellen bij de beslissing hoe hun grond wordt ontwikkeld. Het bezit van land was de belangrijkste inzet van het gewapend conflict dat in 1985 begon.

Als gevolg van de oorlog hebben ongeveer zes miljoen mensen gedwongen hun huis moeten verlaten. De inheemse bevolking, mensen uit Afro-Colombiaanse gemeenschappen en kleine boeren zijn het zwaarst getroffen. Juist deze mensen zijn voor hun bestaan grotendeels afhankelijk van hun grond.

Verdreven

De gedwongen verhuizingen volgden na jarenlange dreigingen en moordpartijen door de veiligheidstroepen, paramilitairen die vaak met het leger samenwerken en guerrillagroeperingen. Dit gebeurt vooral in gebieden die geschikt zijn voor economische exploitatie, zoals mijnbouw. De Colombiaanse autoriteiten hebben licenties gegeven aan mijnbouw- en andere bedrijven om de grond te exploiteren, zonder de inheemse en Afro-Colombiaanse gemeenschappen om toestemming te vragen.

Nauwelijks genoegdoening

In 2012 begon de regering met een programma voor teruggave van land en het geven van schadevergoeding aan slachtoffers van het gewapende conflict. Dat was een goede stap in de erkenning van de rechten van de slachtoffers, maar het tempo ligt erg laag. Slechts een handjevol mensen die hun land terugeisten, konden terugkeren, maar krijgen daarbij weinig steun van de autoriteiten. Bovendien vormt recente wetgeving een nieuw obstakel voor mensen om hun grond weer in bezit te krijgen. Een wet die in juni 2015 door het Colombiaanse congres is goedgekeurd, maakt het voor ondernemingen gemakkelijker om aan de slag te gaan op grond die ze zich op oneerlijke wijze hebben toegeëigend of waarover controle is gekregen door er mensenrechten te schenden.