‘Zonder jullie zou ik niet vrij zijn’
De Mauritaanse blogger Mohamed Mkhaïtir is vrijgelaten. Hij werd in 2014 ter dood veroordeeld na het publiceren van een blog over slavernij en discriminatie. Mkhaïtir zat meer dan vijf jaar gevangen, de meeste tijd in eenzame opsluiting.
Op 5 januari 2014 werd Mohamed Mkhaïtir gearresteerd. Hij had een blog gepubliceerd waarin hij schreef over slavernij in Mauritanië en discriminatie, onder meer tegen het kaste-systeem en de kastegroep van smeden waartoe hij zelf behoort. Hij werd onder andere vanwege afvalligheid veroordeeld. In hoger beroep beval een rechter zijn vrijlating in november 2017, maar Mkhaïtir bleef op een onbekende plaats vastzitten. Hij kreeg nauwelijks bezoek van zijn familie en had geen toegang tot advocaten.
Spijtbetuiging op televisie
Op maandag 29 juli 2019 werd Mkhaïtir vrijgelaten. Daarvoor moest hij op nationale televisie en voor religieuze leiders zijn spijt betuigen. Na zijn vrijlating is hij vanwege veiligheidsredenen meteen naar Senegal gebracht. In het weekeinde van 3 augustus kwam hij in Europa aan.
‘Zonder jullie zou ik niet vrij zijn’
Na zijn vrijlating ontmoette Mkhaïtir medewerkers van Amnesty International. Hij bedankte Amnesty voor de gevoerde acties:
‘Zonder jullie inspanningen zou ik nooit zijn vrijgelaten. Tijdens mijn vijf jaar gevangenschap, zag ik de zon slechts zes keer. Er is de afgelopen vijf jaar zoveel veranderd en ik moet nog steeds wennen aan het leven buiten de gevangenis. Nu ik vrij ben, hoop ik weer terug naar school te gaan en mijn opleiding af te maken.’
Oproep aan de Mauritaanse regering
Een paar dagen nadat Mkhaïtir werd vrijgelaten, trad Mauritanië’s nieuwe president Mohamed Ould Ghazouani aan. Amnesty roept hem op ervoor te zorgen dat niemand ooit hoeft mee te maken wat Mkhaïtir moest doorstaan.
‘Zijn regering moet een begin maken om de wetten die afvalligheid criminaliseren in te trekken’, zegt Kiné Fatim Diop van Amnesty International. ‘Niemand zou willekeurig gearresteerd en aangeklaagd mogen worden, laat staan ter dood veroordeeld worden simpelweg voor het vreedzaam uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting.’