Indonesië ‘schuldig’ aan misdaden tegen de menselijkheid
Doutje Lettinga was bij de presentatie van de uitspraak van het Internationale Volkstribunaal 1965 (IPT 1965) in Amsterdam. De Indonesische overheid wordt verantwoordelijk gehouden voor het bloedbad in Indonesië rond 1965 en de daaropvolgende mensenrechtenschendingen.
Misdaden tegen de menselijkheid
Krachtig spreekt de president van het Volkstribunaal Zac Yacoob het vonnis uit, terwijl zijn vingers over een braillebord glijden. De staat Indonesië heeft zich schuldig gemaakt aan misdaden tegen de menselijkheid tijdens de moord op en vervolging van miljoenen (vermeende) communisten rond 1965. De aanval op links was wijdverspreid en systematisch van aard en werd gedirigeerd door de autoriteiten. Die zijn verantwoordelijk voor moord, gevangenschap inclusief gedwongen arbeid, slavernij, marteling, gedwongen verdwijningen, seksueel geweld, verbanning en valse propaganda, aldus de rechters. Dat niet alle misdaden door staatsgelieerde groepen werden begaan, maar ook door volksmassa’s, doet niets af aan de plicht die Indonesië had, en heeft, om ze te voorkomen en om daders te berechten.
Mogelijk genocide
De oprichters van het Internationale Volkstribunaal, dat vorig jaar november in Den Haag plaatsvond, hadden op weinig meer kunnen hopen. Want naast erkenning van alle negen aanklachten, inclusief de medeplichtigheid van de VS, VK en Australië voor de misdaden, spreken de rechters zich ook uit over genocide. Volgens de rechters vallen sommige van de daden onder de definitie in het Genocideverdrag, omdat ze gericht waren op vernietiging van een significant deel van de Indonesische ‘nationale’ groep en misschien ook van Chinese minderheden. Naar deze en andere misdaden tegen de menselijkheid moet de regering onderzoek en vervolging instellen. Ook moet ze slachtoffers en overlevenden compenseren voor de geleden schendingen, en hen én hun familieleden excuses aanbieden.
Waarheidsvinding als onderdeel van gerechtigheid
Het oordeel van de rechters werd via een scherm uitgezonden in de Doelenzaal van de Universiteitsbibliotheek aan het Spui in Amsterdam waar zo’n honderd mensen zich hadden verzameld. Tegelijkertijd werd het vonnis gepresenteerd in Jakarta, Berlijn, Phnom Penh en Melbourne. Hoewel de uitspraak juridisch niet bindend is, is ze een stap in de richting van gerechtigheid. Waarheidsvinding maakt daar immers een essentieel onderdeel van uit.
Het tribunaal, zo legt Dr. Frederieke Vlaming in haar introductie voorafgaand aan de uitzending uit, moet eerder als onderzoeksinstrument dan als juridisch instrument worden gezien. De vele getuigenissen (zowel van slachtoffers als experts), alle documenten en onderzoeken, en andere vormen van bewijslast die voor het tribunaal zijn verzameld zijn belangrijk. Die kunnen nu worden gebruikt om te lobbyen bij officiële instanties in Indonesië en de internationale gemeenschap om, meer dan vijftig jaar later, erkenning te krijgen voor het leed van miljoenen slachtoffers.
Indonesië verbolgen
Indonesië lijkt vooralsnog niet te willen bewegen, ondanks de veronderstelde belofte van President Joko Widodo in 2015 om excuses aan slachtoffers aan te bieden. De coördinerend Minister van Veiligheid en Justitie, Luhut Binsar Panjaitan, reageerde verbolgen op de uitspraak: ‘Wie moet excuses aanbieden? Aan welke slachtoffers? Onze commandanten zijn vermoord en moeten wij ons dan verontschuldigen?’. Ook het onderzoek uit 2012 naar de gebeurtenissen van de door de staat ingestelde Indonesische Mensenrechten Commissie is nog altijd niet in zijn geheel openbaar gemaakt. Maar de geest is uit de fles. Indonesische mensenrechtenactivisten en slachtoffergroepen, gesteund door internationale activisten, zetten hun strijd voort. Langzamerhand wordt het taboe doorbroken en komt de waarheid boven tafel.