Het lijkt een doodgewoon appartementenblok waarvan er in de Turkse grensstad Reyhanli wel meer staan. Maar de apotheek en het internetcafé op de benedenverdieping van het crèmekleurige flatgebouw zijn voor de goede verstaander een hint. Net als de extra brede trap en de helling, voor wie slecht ter been is, in het toegangshalletje. Dit is een tijdelijke opvang voor Syriërs die om medisch noodzakelijke redenen in Turkije mogen zijn – voor de duur van hun behandeling.
Reyhanli, in de zuidelijke provincie Hatay, ligt dicht bij de officiële grensovergang Bab al-Hawa. De Syrische stad Idlib is zo’n dertig kilometer verderop. Reyhanli is een van die Turkse steden die in de afgelopen jaren aanzwol door de komst van vluchtelingen, maatschappelijke en internationale hulporganisaties, en tot slot het Turkse leger. Bij Reyhanli begon de troepenopbouw voor Operatie Lenteschild in begin 2020, om het Syrische leger in de provincie Idlib af te houden van de grens.
Sinds in het buurland het slepende conflict uitbrak in 2011, zijn miljoenen Syriërs gevlucht. Zeker 3,6 miljoen mensen zijn sindsdien in Turkije beland, becijferen organisaties als IOM en UNHRC. Voor die mensen is een waslijst aan programma’s opgesteld: voor de huisvesting en hereniging van gezinnen, taalonderwijs, of het (om)scholen van potentiële nieuwe arbeidskrachten. Eén sector stond in het afgelopen jaar bij veel organisaties speciaal in de belangstelling vanwege de pandemie: de gezondheidszorg.
‘Koude’ en ‘hete’ gevallen
Medische hulp in Syrië zelf is een illusie, schetst Mohammad Gazell vanuit zijn comfortabele kantoor in het opvanghuis van Reyhanli. Inmiddels staat Syrië ‘intern op instorten en [is er] aan alles gebrek’, weet de voormalig apotheker uit Aleppo. ‘Door de militaire campagnes van de Russen zijn ook de meeste ziekenhuizen verwoest. Nu moet eigenlijk iedereen voor fatsoenlijke medische zorg uitwijken.’
Bijvoorbeeld naar Turkije. Daar is, behalve een asielproces, een systeem doorgevoerd dat vluchtelingen op tijdelijke basis toelaat. En er is een parallel netwerk ontstaan van opvanghuizen, het ene informeler dan het andere, voor de opvang van deze patiënten. Vluchtelingen die zich melden aan de grens worden als ‘heet’ of ‘koud’ bestempeld. De eerste categorie betreft oorlogsslachtoffers, mensen met acute verwondingen die spoedeisende hulp nodig hebben. ‘Koude gevallen’ zijn de patiënten die vervolgens moeten revalideren, of mensen die langdurig ziek zijn en een behandeling moeten ondergaan. Dagelijks krijgen tussen de 35 en 40 vluchtelingen die daarvoor in aanmerking komen tijdelijke toegang tot Turkije en zijn zorgsysteem.
Dagelijks krijgen 35 à 40 vluchtelingen toegang tot Turkije en zijn zorgsysteem
Patiënten die tussen ziekenhuisbezoeken door opvang en nazorg nodig hebben, moeten zelf voor hun verblijf zorgen. Onder de Syriërs die al in Turkije gevestigd waren, groeide het besef dat veel van deze zieken zulke huisvesting niet zouden kunnen regelen: het ontbreekt ze aan sociale contacten in de steden waar ze behandeld worden, of ze kunnen de huur in de grenssteden niet betalen.
In het revalidatiecentrum in Reyhanli kunnen de tijdelijke patiënten van over de grens een gratis bed, internet en twee maaltijden per dag krijgen. Er kan vervoer worden geregeld naar het ziekenhuis verderop in de stad, of een medewerker legt het openbaar vervoer uit. De patiënten mogen met een partner komen of hun kind vergezellen. Er staan 285 bedden.
Bij een bezoek aan het zorgcentrum in oktober zijn 159 plekken bezet. Vanwege de covidpandemie lag de opname van Syriërs via de tijdelijke permissie in de zomer twee maanden stil, legt Gazell uit. De dertiger staat zo’n drie jaar aan het hoofd van het zorghuis. Het aantal koude patiënten dat dagelijks mag worden opgenomen van over de grens, is naar beneden bijgesteld: twintig, van wie het overgrote deel hart- of kankerpatiënten.
‘We merken dat mensen heel bang zijn hun plek te verliezen’, stelt hoofdverpleegster Lamah, die in Aleppo geneeskunde studeerde en inmiddels Turks staatsburger is. ‘Deze mensen zijn al vluchteling geworden, ze zijn mentaal gewend aan het constant moeten aanpassen aan een nieuwe plek. Maar ze willen per se behandeld worden, begrijpelijk, en zijn bereid lang te wachten. Maanden, als nodig.’
Steun aan elkaar
Op het glimmende bureau van manager Gazell staat een grote fles desinfecterende gel. Volgens hem heeft de geboden zorg tijdens de pandemie niet aan kwaliteit ingeboet. Er is wel een hoog terugkomgehalte, blijkt uit een rondgang op de vijfde verdieping, een van de twee bovenste niveaus die zijn gereserveerd voor vrouwelijke patiënten. Op een slaapzaaltje aan de achterkant van het gebouw, met uitzicht op het glooiende grensgebied, zijn zeven van de acht bedden in gebruik. Een jonge vrouw is net aangekomen in het centrum. Ze moet haar spullen nog uitpakken. Er wacht haar nog een intake met de verplegende staf. De andere patiëntes hebben zich al om haar heen verzameld in de kamer, om haar op haar gemak te stellen.
Patiënten die tussen ziekenhuisbezoeken door opvang en nazorg nodig hebben, moeten zelf voor hun verblijf zorgen
‘We kunnen elkaar helpen, we hebben informatie over het ziekenhuis en de artsen, het vervoer’, vertelt de 29-jarige Taghrid, die zich opwerpt als woordvoerster van de groep. Zij kwam al eerder naar Reyhanli voor een behandeling. Ze heeft kanker en krijgt een zware behandeling, vertelt ze: ‘Telkens terug moeten naar de arts, steeds opnieuw zware medicijnen. Het is ook moeilijk voor ons om hier alleen te zijn, zonder familie. Hier hebben we in ieder geval steun aan elkaar.’
Hopen op asiel
Als de behandeling erop zit, vervalt de tijdelijke status en moeten de patiënten weer de grens over naar Syrië. Aan de andere kant van de grens wachten bijvoorbeeld de moeder en negen broertjes en zusjes van de 6-jarige Ibrahim, die met zijn vader in het zorgcentrum zit. Aan zijn kamer is te zien dat hij zich hier thuis voelt: aan de muur hangen posters van sporthelden en leesoefeningen, op het bureautje ligt een stapel lesboekjes.
Al tien maanden is dit het domein van vader en zoon, die zich een belangrijk doel hebben gesteld: Ibrahim heeft drie jaar aan taalachterstand in te halen. Thuis, in de noordelijke regio Jabal al-Zawiya, leefde het gezin maandenlang onder bombardementen. De aanhoudende aanvallen veroorzaakten ernstige gehoorbeschadiging bij Ibrahim, destijds een peuter die net was begonnen te praten. ‘We verloren een oudere zoon tijdens de bombardementen’, vertelt zijn vader. ‘En door Ibrahims doofheid was het alsof we een tweede kind kwijt waren. Het was verschrikkelijk dat we niet meer met hem konden communiceren.’
‘Syrië staat intern op instorten en door de militaire campagnes van de Russen zijn ook de meeste ziekenhuizen verwoest’
Met gehoorapparaten krijgt Ibrahim langzaam zijn gehoor en taalvaardigheid terug. Het is een technisch proces. Ibrahim en zijn vader moeten regelmatig voor controles naar Antakya, de provinciehoofdstad iets ten noorden van Reyhanli. Het zou ondoenlijk zijn die reis elke paar maanden vanuit Syrië te maken, en dus mag het duo het revalidatiehuis in Reyhanli als uitvalsbasis gebruiken.
Er wordt sowieso veel ‘geschoven’ met de patiënten, beaamt manager Gazell: ‘We zijn nu eenmaal afhankelijk van de zorg die beschikbaar is in de ziekenhuizen. Patiënten die een specifieke behandeling nodig hebben, kunnen we eigenlijk alleen verder helpen door te bemiddelen bij ziekenhuizen elders in het land.’ En: de medische transporten daargelaten, blijven veel patiënten hopen op een asieltoekenning. Misschien kunnen ze een status krijgen op medische gronden, in Turkije of, via de internationale organisaties betrokken bij sommige van de ziekenhuizen, in West-Europa.
Antakya
In het stadsziekenhuis van Antakya ziet vertaler Ibrahim El Latif (24) ze elke dag binnenkomen. Acht jaar geleden vertrok hij uit Aleppo, en sinds zes jaar werkt hij als vertaler Arabisch-Turks op de poli’s voor cardiologie en urologie. Daar fungeert hij als ‘doorgeefluik’ tussen de artsen en zijn landgenoten, vertelt hij. Dat is zwaar werk: hij is blij dat hij niet meer op de afdeling plastische chirurgie werkt, waar de slachtoffers van bombardementen worden binnengebracht. ‘Er zitten dagen tussen dat ik sneller vermoeid of boos word. Ik merk dat ik sommige gevallen moeilijk uit mijn hoofd krijg, ook als de patiënt alweer vertrokken is.’
Een van zijn patiënten ligt hier al vier jaar, na bij een bombardement beide benen en zijn gezin te hebben verloren
De vertaler is zich ervan bewust dat sommige Syriërs helemaal geen onderdak hebben in de Turkse stad. ‘Meer dan sommige individuen helpen of een adres doorgeven, kan ik niet doen. Buiten het ziekenhuis kan ik weinig voor hen betekenen.’
Kilis
In Kilis, een andere grensstad tientallen kilometers ten oosten van Reyhanli, kunnen hulpbehoevende Syriërs aankloppen bij de 40-jarige Adel Ado. In zijn landelijke, ietwat vervallen ogende villa aan de uiterste ring van de stad, vangt hij met zijn vrouw nu tien patiënten op. Die rijdt hij zelf van en naar hun behandelingen. Dat vindt hij noodzakelijk: ‘We kunnen de gevolgen van onze poging tot revolutie toch niet helemaal op de schouders van de Turken laten neerkomen?’, stelt hij.
Een van zijn patiënten ligt hier al vier jaar, na bij een bombardement beide benen en zijn gezin te hebben verloren: ‘Sommigen van ons hebben niets meer’, aldus Ado. Langs de kaarsrechte weg waaraan zijn informele opvanghuis ligt, kan Ado zo de militair bewaakte grenspost naar zijn thuisland zien liggen. ‘Maar hier voelen we af en toe ons thuisland nog, op de wind. Het minste wat we kunnen proberen op te brengen, is nazorg. Of zorg voor in de tussentijd.’
Deze reportage kwam tot stand met hulp van een beurs van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.