‘Eruit!’ Een buschauffeur trekt aan de kleren van een zwarte vrouw en gooit haar tas uit de bus. ‘Ik wil uw naam hebben’‚ zegt de zwarte vrouw. Ze blijft zitten. Kennelijk heeft ze het gewaagd commentaar te leveren op een besluit van de chauffeur. Die heeft een persoon de bus uitgezet‚ omdat die aan het eten was. Een andere etende passagier mocht wel blijven zitten. De kritiek richt zich‚ zo lijkt het‚ op een ongelijke beslissing van de chauffeur. ‘Ik heb gewoon een kaartje’‚ zegt de zwarte vrouw.
Tutoyeren
Een grote‚ witte man staat op. ‘Chauffeur‚ heeft u hulp nodig‚ want ik ben het meer dan zat.’ Zijn stem en taal verraden middenklasse. De zwarte vrouw tutoyeert hij: ‘Ik grijp je straks bij de lurven‚ eruit.’
De zwarte vrouw sputtert tegen. Dan horen we een andere vrouwenstem op de achtergrond zangerig en vermoeid zeggen: ‘Hé‚ we willen allemaal graag naar huis.’ Inmiddels omringen vier volwassen witte mannen een zwarte vrouw.
‘U spreekt niet eens behoorlijk Nederlands’‚ zegt de chauffeur. ‘U moet gewoon uw mond houden. U moet er gewoon uitgaan. Mevrouw‚ bent u hier ook als gast gekomen in dit land? U heeft behoorlijk wat praatjes.’
De scène komt uit een in een Nederlandse bus geschoten filmpje uit 2011. Commotie erover bleef destijds echter uit: pas in oktober 2016 ging het viral.
We hebben geen racismeprobleem‚ maken we onszelf wijs
We hebben geen racismeprobleem‚ maken we onszelf wijs. Maar in het filmpje herinnert een wit lichaam een zwart lichaam aan de historische‚ hiërarchische pikorde. Dit is racecrafting: op grond van een lichamelijke taxatie wordt iemand verondersteld een gast te zijn. Iemand wordt verondersteld geen Nederlander te zijn‚ en dus niet zoveel praatjes te mogen hebben. De Amerikaanse socioloog en historicus Karen en Barbara Fields gebruiken dit neologisme – afgeleid van het woord witchcraft – om het rassendenken te doen wankelen. Heksen bestonden net zomin als rassen bestaan. Toch zijn zogenaamde heksen op brandstapels gegooid‚ zoals zwarte lichamen zijn geëxploiteerd en gedood voor het verlichte‚ moderne Europese project.
Kuthoer? Ach‚ tijdens een ruzie zeggen we allemaal weleens iets onhandigs‚ zei iemand
In het Huis Nederland verblijven witte lichamen‚ is de aanname. Niet-witte lichamen moeten hun mond houden‚ gehoorzamen en in het gareel blijven. Nakomelingen van migranten mogen meedoen‚ op voorwaarde dat ze dankbaar zijn‚ schreef de in Iran geboren antropologe Halleh Ghorashi (54) al.
Racisme gaat ook niet over ‘verschillen’ die nu eenmaal bestaan‚ maar over het maken van ‘verschil’ in een ongelijke relatie‚ zoals de buschauffeur deed. Racisme gaat over concrete praktijken die ongelijke levenskansen produceren. De passagiers in deze bus hebben verder geen witte puntmuts op: het zijn gewone‚ normale Nederlanders‚ misschien wel jouw familie‚ vriend‚ collega of kennis.
Bredere maatschappelijke context
Het filmpje ging verder: ‘Nou‚ gooien we haar eruit of niet?’‚ vraagt de chauffeur. ‘Flikker haar eruit‚ ik kan het niet doen.’ De omstanders gehoorzamen‚ de zwarte vrouw wordt uit de bus gewerkt. ‘Eruit’‚ schreeuwt er een.
Wie kritiek heeft op het Huis Nederland wordt eruit gedonderd. Het gaat mij echter niet louter om dit voorval. Deze gebeurtenissen vinden plaats in een bredere maatschappelijke context waarin onze politieke elite‚ van politiek links tot rechts‚ een lijn trekt tussen oorspronkelijke ‘witte’ Nederlanders en ‘buitenstaanders’. Een context waarin progressieve sociaaldemocraten‚ zo gevoelig als ze zijn voor de tijdsgeest‚ eerst ‘Marokkanen’ ‘kut’ vonden‚ nu het vizier hebben gericht op ‘Turken’ en inmiddels op moslima’s met hoofddoeken en burkini’s. Een context waarin onze minister-president nakomelingen van migranten‚ die in Nederland zijn geboren‚ als buitenstaanders typeert. En dan kijken we vreemd op wanneer deze groepen Nederlanders zich niet verbonden voelen met Nederland. Of zich niet thuis voelen in het Huis Nederland.
Bagatelliseren
Ik schreef erover in een column‚ waarin ik verwees naar een e-mail die ik kreeg met de vraag: ‘Wat kan ik doen als wit persoon om racisme te verstoren?’ Mijn antwoord: moed tonen‚ en er de volgende keer iets van zeggen. Naast het slachtoffer staan of omstanders om hulp vragen. De gebeurtenis filmen en publiceren. De busmaatschappij mailen en vragen welke maatregelen ze hebben genomen. Solidair zijn‚ de hand in eigen boezem steken‚ de blik naar binnen keren. Ook al is dat niet gemakkelijk.
Mijn artikel riep honderden reacties op. Ik kreeg bijval‚ maar ook kritiek. Kan ik die situatie‚ waarin witte mannen een zwarte vrouw uit een bus zetten‚ wel als schoolvoorbeeld van alledaags racisme neerzetten‚ was een vaker terugkomende vraag. Wat zegt alle kritiek over hoe in Nederland over racisme wordt gedacht‚ vroeg ik me af.
Achterlijke gladiolen
De meeste commentaren bleken ronduit ontkennend en bagatelliserend. Het voorval zou gaan om ‘primitief schoolpleinschelden’ van ‘achterlijke gladiolen’ en ‘idioten’‚ dat voortkomt uit ‘onmacht’ en ‘hufterigheid’ – wat natuurlijk een ‘treurig zwaktebod’ is. Immers‚ ‘in een boze opwelling zegt iedereen weleens iets doms’ (deze bewering kwam van een vrouw die zich als antiracistisch positioneert). Zo suggereert iemand dat ook de opmerking ‘kuthoer’ naar een vrouw tegen deze achtergrond moet worden begrepen: in the heat of the moment zeggen we allemaal weleens iets onhandigs. Grofweg is volgens deze critici sprake van ‘gewoon een conflict’. Een lezer trekt een parallel met een kinderruzie. De behoefte aan onschuld is een constante.
Vermeende onschuld
De preoccupatie is vooral de vermeende onschuld van de chauffeur‚ niet de pijn van de zwarte vrouw. Zolang de gedachte maar wordt weggehouden dat de buschauffeur ook een rol zou kunnen hebben in racistische praktijken. Met andere woorden‚ ik over-interpreteer. Racisme speelt geen of nauwelijks een rol in deze ontmoeting. Dit is hooguit een ‘incident’.
Dat zie ik anders. Zo worden mensen met blond haar niet structureel uitgesloten van uiteenlopende domeinen in de samenleving. Ook historisch gezien niet. Ze worden niet uit de verbeelding van Nederland geplaatst. Naar blond haar verwijzen‚ vormt niet een aanvullende rechtvaardiging in een escalerend conflict dat uiteindelijk drie passagiers mobiliseert om een zwarte vrouw uit de bus te zetten.
Dat is natuurlijk een prettige‚ afstandelijke positie: ‘Niemand is volmaakt.’ En: ‘Iedereen is racistisch’
Ook kreeg ik de kritiek dat ik conclusies trek op grond van een filmpje zonder te weten wat er buiten het oog van de camera is gebeurd. Mijn suggestie is echter niet dat de vrouw uit de bus wordt gezet omdat ze zwart is. Wat ik zie‚ is dat het gegeven dat ze zwart is‚ wordt ingezet tijdens de interactie.
Het is een mechanisme dat ook zichtbaar is in de discussie over Zwarte Piet. Raciale onderscheidingen worden juist geproduceerd als het spannend wordt‚ wanneer een vanzelfsprekendheid ter discussie wordt gesteld‚ of wanneer de status quo wordt bevraagd. Degenen die de racistische karikatuur van Zwarte Piet bekritiseren‚ hebben een virulent racisme in Nederland ontbloot. Je moet vooral geen praatjes hebben‚ als niet-witte Nederlander‚ is de regel.
Verantwoordelijkheid afschuiven
Weet ik precies wat aan de scène in de bus voorafging? Nee. Maar die context is irrelevant voor mijn betoog. Ook als de vrouw iets anders had gedaan of gezegd‚ is er geen rechtvaardiging voor de woordkeuze en het gedrag van deze mensen. Daarbij weet de chauffeur dat hij zich dit gedrag niet kan permitteren (‘ik mag het niet doen’)‚ en schuift hij zijn verantwoordelijkheid af op de passagiers. De politie had gebeld moeten worden‚ en dat was de zwarte vrouw ook van plan‚ maar daartoe kreeg ze niet de mogelijkheid.
De derde soort opmerkingen gaat over de toon. Is mijn schrijfstijl productief? Draagt dit bij aan een vruchtbaar debat? Ik zou aan ‘ophitserij’ doen‚ ik ‘polariseer’ en dat is ‘gevaarlijk’. Ik zou wijzen naar ‘de Witten’‚ ‘beschuldig’‚ ‘generaliseer’‚ ‘vat de casus puur raciaal op’‚ en ben ‘eenzijdig’. Ik zou bijdragen aan het vergroten van een ‘kloof tussen mensen’‚ omdat ik over een racistisch voorval schrijf.
Veralgemeniseren
Louter het benoemen van de categorie ‘wit’ stuit al op een enorme weerstand bij menigeen. Benoemen mag natuurlijk slechts één kant op‚ van boven naar beneden. Iemand anders wordt ‘doodziek van het achteloze gebruik van racisme’‚ en ik voeg niets toe aan de discussie vanwege mijn ‘opsomming van clichés’. Hoe durf ik‚ lijkt een ander te zeggen: ‘De Correspondent is een van de meest links-progressieve platformen in Nederland.’ Ik zou ‘racisme met racisme bestrijden’.
Lezers hebben moeite met ‘mijn veralgemeniseringen’‚ maar veralgemeniseren vervolgens dat ‘racisme een verschijnsel is van alle mensen’. En mijn veralgemenisering dat racisme dwars door alle klassen gaat‚ namelijk ook door de middenklasse‚ wordt weer weggewuifd als irrelevant.
Dat is natuurlijk een prettige positie: we zijn allemaal mensen‚ onvolmaakt. En: iedereen is tenslotte racistisch
Dat is natuurlijk een prettige positie: we zijn allemaal mensen‚ onvolmaakt. En: iedereen is tenslotte racistisch. Ook fijn‚ die afstand. Racisme gaat‚ stelt iemand‚ om ‘menselijk gedrag waar we ons allemaal bewust van moeten zijn’. Racisme gaat volgens een andere lezer ook over ‘Turkse jongeren die op straat een witman bedreigen’.
Dit alles onderstreept dat er grote onwetendheid is over het begrip racisme. Racisme gaat‚ zoals ik in mijn column schreef‚ om (historische) macht. En om praktijken die ongelijke levenskansen produceren in een bredere‚ maatschappelijke context. Dat was de inzet van mijn stuk.
Micro-revoluties
Het alledaagse is verbonden met een bredere context. Het gaat mij om ‘het algemene in het bijzondere’. Maar we kunnen ontsnappen aan deze alledaagse denkbeelden en praktijken. Daarvoor zijn ‘micro-revoluties’ nodig‚ zoals ik eerder heb bepleit. Mijn uitgangspunt daarbij is dat ik (per definitie) niet generaliseer over witte Nederlanders en dat ik Nederlanders (per definitie) niet als racisten zie.
Mijn veronderstelling is juist dat racistische patronen doorbroken kunnen worden – waarom zou ik anders het begrip ‘racecrafting’ aanhalen? Mijn micro-revoluties kunnen een alternatief bieden. Maar we zijn‚ klaarblijkelijk‚ nog niet zover. Mij wordt gevraagd ‘structurele oplossingen’ aan te bieden‚ door dezelfde lezer die het evidente racisme in deze alledaagse gebeurtenis ontkent en bagatelliseert.
Geprivilegieerde posities
Ik ben blij dat een deel van de Nederlanders zich heeft ‘ingevochten’ in de samenleving en zich ‘nuance’ kan permitteren‚ maar ik wil hen graag wijzen op hun geprivilegieerde posities. Dit type ‘nuance’ hangt samen met de positie van het niet-gediscrimineerd worden. Deze positie maakt ook een ‘genuanceerd’ ‘redelijk midden’ mogelijk.
Vanaf nu zal ik deze positie systematisch betitelen als ‘het verraderlijke midden’: het is ogenschijnlijk redelijk en genuanceerd‚ maar reproduceert gewelddadige ongelijkheid. Hoe? Personen die ontkennen‚ bagatelliseren‚ relativeren en voor ‘nuance’ pleiten‚ verstevigen de consensus‚ en doen niet aan de verstoring ervan. Dat is dus niet wat je moet doen‚ in antwoord op de mail waar dit alles mee begon.
Tegenaanval
Racisme verdient de tegenaanval. Onophoudelijk. Racisme heeft allerlei schadelijke effecten‚ van psychische op individueel niveau tot structurele uitsluiting op collectief niveau. Het historische zelfbeeld van een ‘tolerant’‚ ‘progressief’ en ‘verlicht’ Nederland zit in de weg om racisme te
kunnen bespreken en verdwijnt niet met ‘nuance’.
En zo leverde mijn column niet ondanks‚ maar dankzij al die kritiek precies op wat ik beoog: een spiegel voorhouden en ontmaskeren‚ laten zien wat er onder de beschaafde oppervlakte leeft en broeit.
Sinan Çankaya (1982) promoveerde op discriminatie in de politieorganisatie. Op dit moment is hij universitair docent aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Bovenstaand stuk is een combinatie van twee artikelen die eerder in De Correspondent verschenen.