Arjun (7) zit op de grond met duplo te spelen. Hij bouwt een toren en breekt die vervolgens weer af. Zijn donkere ogen stralen als het speelgoed op de grond klettert. Achter hem zit zijn moeder Joti op een eenpersoonsbed met een hagelwit laken. Arjuns vader Ishan schuift een stoel aan, en zegt: ‘Weet je dat mijn zoon nog nooit in mijn land is geweest?’
Arjun woont met zijn ouders in een gezinslocatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Hier komen gezinnen met minderjarige kinderen tijdelijk terecht als hun asielverzoek is afgewezen en niet verwacht wordt dat ze binnen een paar weken ons land kunnen verlaten. Arjun woont er al zijn hele leven.
Ishan en Joti vroegen in 2012 asiel aan in Nederland. ‘In Bangladesh hadden we alles’, vertelt Ishan. ‘Een grote boerderij, met twintig hectare land en veel vee.’ Maar Ishan en Joti behoren tot de hindoeminderheid van Bangladesh. In de jaren voor hun vertrek liepen de spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen op. Ze voelden zich niet langer veilig. Zeker niet nadat meerdere familieleden waren vermoord door leden van radicale moslimpartij Jamaat-e-Islami. ‘Ooms en tantes. Of mijn ouders nog leven weet ik niet’, zegt Ishan.
Hun asielverzoek werd afgewezen. Het stel zat vervolgens maandenlang in vreemdelingendetentie en werd vrijgelaten omdat het niet kon worden uitgezet. De ambassade van Bangladesh gaf geen tijdelijke reisdocumenten, die nodig zijn voor de terugkeer naar het thuisland. Joti en Ishan stonden op straat en waren afhankelijk van hulporganisaties. In 2014 werd Arjun geboren. Een kleine jongen, die het vanaf de geboorte moeilijk had. ‘Hij had vaak hoge koorts’, zegt Ishan. ‘Nog steeds praat hij moeilijk en hij loopt ook achter in zijn ontwikkeling.’ Omdat kinderen volgens de wet niet op straat mogen leven, woont het gezin sinds zijn komst in een gezinslocatie.
Het kinderpardon
Begin 2013, een jaar voor Arjuns geboorte, voerde Fred Teeven (VVD), toen staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, twee regelingen door die samen bekend werden als ‘het kinderpardon’. De Overgangsregeling Langdurig Verblijvende Kinderen moest een oplossing bieden voor kinderen die op 1 februari van dat jaar langer dan vijf jaar in Nederland waren. De Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen kwam er voor kinderen die ná 1 februari de vijf jaar volmaakten. Een van de voorwaarden om voor die laatste regeling in aanmerking te komen, was dat de ouders aantoonbaar hadden meegewerkt aan terugkeer. Door dat strenge ‘meewerkcriterium’ werden van de 1.530 aanvragen er zo’n 1.500 afgewezen. De afgewezen kinderen bleven vaak wel in Nederland.
‘We moeten af van pardonregelingen. Iets wat eenmalig is, is geen oplossing’
De ‘definitieve’ regeling uit 2013 bood veel kinderen dus geen oplossing. Een paar jaar later ontstond er opnieuw onrust rondom langdurig in Nederland verblijvende kinderen. Na een hoop politiek gesteggel voerde toenmalig staatssecretaris Mark Harbers (VVD) in 2019 een wijziging van het kinderpardon door: de Afsluitende Regeling voor Langdurig Verblijvende Kinderen. Een ander criterium verving het meewerkcriterum: kinderen moesten vijf jaar lang ‘beschikbaar’ zijn geweest voor vertrek. Daar wordt aan voldaan als een gezin altijd in het zicht van COA, IND, DT&V (Dienst Terugkeer en Vertrek) of de Vreemdelingen-politie is geweest. Met deze Afsluitende Regeling werd het kinderpardon dan ook definitief afgesloten.
Honderden kinderen
Arjun had pech. Toen de Afsluitende Regeling in 2019 werd doorgevoerd, was hij ruim vier jaar en dus minder dan vijf jaar in Nederland geweest. In theorie kan hij met zijn ouders worden uitgezet naar Bangladesh. In de praktijk is dat moeilijk. Zijn ouders hebben nooit een paspoort gehad. Ze vroegen de ambassade van Bangladesh meerdere keren om een tijdelijk reisdocument. Dat werd niet ingewilligd. Ook vanuit vreemdelingendetentie lukte het DT&V niet om het stel uit te zetten. Ishan schakelde hulp van de International Organisation for Migration (IOM) in bij een poging om terug te keren. Hij deed een beroepscursus om zich voor te bereiden op terugkeer. Maar zijn inzet leidde nergens toe. Uiteindelijk deed het gezin een nieuwe aanvraag voor een verblijfsvergunning, nu op basis van het buitenschuldbeleid: ze hadden alles geprobeerd, maar konden buiten hun eigen schuld om niet terugkeren. Ook dat werd afgewezen. Ze hadden meer hun best moeten doen.
Lees ook: Een brief aan de koning: waar is de discretionaire bevoegdheid gebleven?Zo zit het gezin al jaren klem: vader, moeder en zoon mogen hier niet blijven, maar kunnen ook niet terug. En Arjun is niet het enige kind dat opgroeit in zo’n langdurig onzekere situatie. Martin Vegter, jurist bij Defence for Children, schat dat het – inclusief kinderen die niet in azc’s en gezinslocaties verblijven – gaat om enkele honderden kinderen.
Schrijnendheid
‘Vroeger kwamen zulke ingewikkelde zaken vaak bij ons’, zegt Margrite Kalverboer, sinds 2016 Kinderombudsman. ‘Als wij een zaak zo schrijnend vonden dat de staatssecretaris volgens ons een ander besluit moest nemen, ondersteunden we een aanvraag “schrijnendheid”.’ Maar met de Afsluitende Regeling werd ook gezegd: voor deze groep is er nu een oplossing, procedures moeten vanaf nu sneller gaan om een nieuwe groep gewortelde kinderen te voorkomen, en schrijnendheid wordt alleen nog aan het begin van de procedure getoetst. De ‘discretionaire bevoegdheid’ – de mogelijkheid om een uitzondering te maken – werd van de staatssecretaris overgeheveld naar de hoofddirecteur van de IND. Die maakte er vrijwel nooit gebruik van.
‘Kinderen zeggen vaak: “Ik probeer alles goed te doen, en toch mag ik niet blijven”. Dat zegt iets over wat het met hun zelfbeeld doet’
Sluitend en snel werden de procedures niet. Er leven nog steeds kinderen in Nederland die bij het kinderpardon in 2019 werden afgewezen, bijvoorbeeld omdat ze niet vijf jaar lang beschikbaar waren geweest, en er zijn kinderen van wie de procedure nog altijd loopt. Er zijn ook kinderen zoals Arjun, die toen niet in aanmerking kwamen omdat ze bijvoorbeeld te jong waren of nog niet lang genoeg in Nederland, en die inmiddels al zeven of acht jaar zonder verblijfsvergunning leven. Deze nieuwe groep ontstaat deels doordat procedures heel lang duren én doordat er door corona lange tijd weinig uitzettingen waren. Dat zorgde voor verdere worteling van deze kinderen.
Ontwikkelingsschade
In 2018 publiceerde een groep wetenschappers een schadenota over het risico op schade bij uitzetting van langdurig verblijvende kinderen. Gedragswetenschapper Elianne Zijlstra van het Onderzoeks- en Expertisecentrum Kinderen en Vreemdelingenrecht van de Rijksuniversiteit Groningen, een van de auteurs, onderzoekt dat al langer. Zijlstra: ‘Vluchtelingenkinderen hebben ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en vaker psychische problematiek dan hun Nederlandse leeftijdsgenootjes. Ze vragen zich af: mag ik blijven wonen waar ik woon? Met de vriendjes die ik heb, op de school waarop ik zit? Waar word ik geaccepteerd? Deze kinderen hebben extra behoefte aan een duidelijk vormgegeven toekomst. De langdurige onzekerheid levert bij hen grote schade op.’
Lees ook: Kinderombudsman: ‘Het lijkt alsof kinderrechten bij de grenzen van ons land stoppen’Margrite Kalverboer beaamt dat. ‘Na vijf jaar is het risico op ontwikkelingsschade na uitzetting onaanvaardbaar hoog. Die schade kan ook al na een veel korter verblijf optreden. Kinderen tussen 5 en 12 jaar ontwikkelen zich in relatie tot hun sociale omgeving. Voor hen wordt terugkeer na een lange periode heel lastig. Boven de 12 jaar komt daar identiteitsontwikkeling bij: wie ben ik, waar hoor ik bij? Kinderen zeggen vaak: “Ik voel me heel erg Nederlands”, maar ze worden constant heen en weer geslingerd. Ze hebben sterk het gevoel dat ze hier niet mogen zijn en dat ze niet geaccepteerd worden. Langdurige procedures verstoren de identiteitsontwikkeling.’
Kalverboer: ‘Kinderen zeggen vaak: “Ik probeer alles goed te doen, en toch mag ik niet blijven”. Dat laat zien wat het allemaal met hun zelfbeeld doet. Alsof ze hun verblijf kunnen verdienen als ze maar goed hun best doen. Maar dat is helemaal geen criterium in de procedure.’
Ongehoorde stemmen
Arjun gaat in de buurt van de gezinslocatie naar school. Het gezin krijgt leefgeld om eten en kleding van te kopen. Ishan vindt dat lastig. ‘Ik voel me een bedelaar. Ik wil dat niet, maar ik kan niet anders.’ Joti en Ishan mogen niet werken en doen dat ook niet zwart. Ze willen geen enkele regel overtreden.
Als Arjun ’s ochtends naar school is, doet Ishan lopend boodschappen. Daarna gaat hij ‘stempelen’: dat moet vijf dagen per week als bewijs dat het gezin nog op de gezinslocatie is. ‘Daarna douchen’, zucht hij. ‘Elke dag douchen, dan gaat de tijd vanzelf wel voorbij. En dan onze zoon weer halen. We helpen hem met oefeningen en eten, en dat is het zo’n beetje. Verder niks.’ De tranen staan in zijn ogen als hij zegt: ‘Ik wil mijn kind een goede toekomst geven, maar ik kan helemaal niks doen.’
‘Als ik om hulp vraag zeggen ze altijd: je moet wachten. Maar we wachten al tien jaar!’
Een paar dagen na het interview belt Ishan. Heel Nederland heeft die dag gehoord dat een 5-jarig jongetje vermist raakte in de gezinslocatie in Katwijk. Na een speurtocht van enkele uren, werd het kind bewusteloos aangetroffen in de struiken vlak bij het azc, zwaar mishandeld. Ishan is in alle staten.
‘Ik zeg dit niet voor mezelf of voor Arjun, ik zeg dit voor alle gewortelde kinderen die zo opgroeien: de veiligheid van onze kinderen is niet gegarandeerd. Ik wil mijn kind een goede toekomst geven. Wat hebben wij verkeerd gedaan?’ Hij snuit zijn neus. ‘Sorry dat ik emotioneel word. Ik weet gewoon niet meer wat ik moet doen. Niemand hoort ons. Als ik om hulp vraag, zeggen ze altijd: je moet wachten. Maar waarop? Ik ben al tien jaar aan het wachten.’
Perspectief
Hoe moet het verder met deze gewortelde kinderen, die klem zitten in ons systeem? Margrite Kalverboer geeft aan dat procedures om te beginnen véél korter moeten. ‘Kinderen zouden überhaupt geen jaren in onzekerheid moeten leven. Dat heeft grote gevolgen voor hun hechting en gevoel van eigenwaarde.
We slagen er blijkbaar ook niet goed in om mensen die hier niet mogen blijven binnen een redelijke termijn te laten terugkeren. We blijven mensen heel lang rondpompen in een systeem. Daar is niemand bij gebaat. Als deze mensen uiteindelijk alsnog een status krijgen óf uitgezet worden is hun kracht weggevloeid. Klachten die ze misschien al hadden zijn verergerd.’
‘Ik vind wel dat we af moeten van de pardonregelingen’, zegt Elianne Zijlstra. ‘Telkens zo’n eenmalige regeling waarmee een groep kinderen verblijfsrecht krijgt is geen oplossing. De kern is dat er nog altijd niet wordt gekeken naar het belang van het kind. In de asielprocedure zou een migratierechter al moeten kijken naar het gevolg van een beslissing voor de ontwikkeling van een kind.’ In het regeerakkoord staat dat het kabinet onderzoekt hoe het belang van het kind beter meegewogen kan worden in de asielprocedure.
Nooit boos
Door middel van een ‘belang van het kind assessment’ kan individueel bekeken worden wat een kind nodig heeft om zich goed te ontwikkelen. Kalverboer en Zijlstra ontwikkelden in 2006 het Best Interest of the Child-model. Dat bevat veertien voorwaarden voor een goede ontwikkeling en kwaliteit van leven van kinderen en kan gebruikt worden door professionals die moeten beslissen over de gezins- en opvoedsituatie van kinderen. Zoals rechters, zorgverleners, jeugdbeschermers en IND-medewerkers. Het model sluit aan bij de visie van het VN-Kinderrechtencomité.
Kalverboer: ‘De uitkomst kan zijn dat een kind beter af is in Nederland dan in het land van herkomst, maar dat hoeft niet. Ik kan me voorstellen dat als er bijvoorbeeld heel goed gekeken wordt naar de consequenties van uitzetting voor het kind, je zegt: we sturen alleen terug als onderdak, werk en onderwijs geregeld zijn. Dat is veel beter dan mensen eindeloos in azc’s laten zitten.’
Ondertussen wordt het Ishan, na tien jaar verblijf in Nederland zonder dat broodnodige perspectief, af en toe te veel. ‘Wij zijn mensen!’ zegt hij geëmotioneerd. ‘Het voelt allemaal zo onrechtvaardig. Ik maak nooit problemen. Ik word nooit boos of agressief. Daar ben ik trots op. Het hoort bij mijn cultuur en dat geef ik door aan mijn zoon. Wij willen hem leren te verdragen, om vertrouwen te hebben. We kwamen hier om asiel aan te vragen, niet om te vechten. Maar nu spreek ik me uit. Ik lijd. Mijn zoon zit in een soort gevangenis. De vrijheid en mensenrechten die we hier zochten, hebben we niet gevonden.’
Joti, Ishan en Arjun zijn bang dat ze herkend worden en dat dit later nadelige gevolgen zal hebben. Daarom zijn hun namen gefingeerd.
Wat is de positie van Amnesty?
UitklappenAnouk Donse, beleidsmedewerker Vluchtelingen en Mensenrechten in Nederland bij Amnesty: ‘Amnesty is in het algemeen terughoudend als het gaat om “pardonnen”. Liever pleiten we voor structureel betere wetgeving, waarbij grondig wordt getoetst aan mensenrechten. Wat kinderrechten betreft gelden voor overheden meer verplichtingen. Op basis van het Kinderrechtenverdrag moet het belang van het kind de eerste overweging zijn. Dit zou verankerd moeten worden in de wet. Daar ligt nu ook een wetsvoorstel voor klaar.
Het voorbeeld van het gezin van Arjun is helaas geen uitzondering: uit ons rapport “Bewijsnood” (2020) blijkt dat veel mensen zonder documenten klem komen te zitten door het strenge Nederlandse beleid. De lat om je nationaliteit aan te tonen ligt te hoog, waardoor de asielaanvraag kan worden afgewezen zonder een inhoudelijke beoordeling of diegene bescherming nodig heeft. Vaak kunnen mensen bij wie dit gebeurt ook niet worden uitgezet. De gevolgen zijn groot: mensen leven op straat, komen herhaaldelijk in vreemdelingendetentie of worden toch uitgezet zonder dat er gekeken is of zij gevaar lopen in het land van uitzetting. Het beleid zet op die manier mensenlevens op het spel.’