© Jitske Schols

Vreugde, verdriet, verlangen

Afgelopen Kerst waren we bij een vriend in de Franse stad Mulhouse. Voor het eerst in jaren vierden we het met veel vrienden uit de buurlanden Duitsland en Zwitserland. Sommigen kende ik persoonlijk, anderen van hun boeken of kunstwerken. Het feest begon met een toast, een rondje Syrische arak (alcoholische anijsdrank) en Arabische klassiekers. In de kamer vol intellectuelen domineerden serieuze en verfijnde gesprekken. Liedjes uit de hele Arabische wereld braken door die gesprekken heen. Van Ala Baladil Mahboub van Oum Kalthoum tot de liefdesliedjes van Warda, verlangend naar haar verre minnaar. Hoe meer glazen op tafel, hoe meer de gesprekken verstomden en er met de muziek werd meezongen.

Terwijl de hoeveelheid alcohol in mijn bloed steeg, volgde ik de gesprekken tussen de meer dan twintig Syriërs en Europeanen. Gesprekken die vaak eindigden met stilte, of met zinnen als: ‘Niemand kan begrijpen wat er gebeurt’, of ‘eigenlijk is de Syrische kwestie zelfs voor Syriërs te complex geworden’, of ‘niets brengt me nog enig optimisme’. Eén voor één sloten die gesprekspartners aan bij het zingen, sommige zelfs bij het dansen. Anderen kozen ervoor om gewoon te zitten en na te denken.

Naast me zat een beroemde Syrische schrijver, een vooraanstaand intellectueel wiens werk in verschillende talen is vertaald, en die vooral na de Syrische revolutie uitgroeide tot een publiek figuur. Ik noem hem hier Y.S., uit privacy-overwegingen. Hij is net de zestig gepasseerd. Met een kroon van wit haar en stoere gelaatstrekken maakte Y.S. eerst een arrogante indruk. Maar dat veranderde al snel door zijn bescheiden houding. Hij schonk anderen arak in, nam deel aan gesprekken en luisterde aandachtig. Zijn intellectuele woordenschat dook gedurende de lange avond in alle gesprekken op.

Ik vroeg of ik moest stoppen, maar hij gebaarde me door te gaan

Telkens als een stilte viel, dachten we terug aan avonden in Aleppo, Damascus of tijdens politieke gevangenschap: ‘Herinner je je oudejaarsavond, 1990, in Damascus?’ ‘Natuurlijk!’ Mensen bleven namen opsommen van anderen die zo’n avond met hen hadden gedeeld. Dan dwaalden ze door de straten en steegjes van die stad, met zijn vele hoekjes, de gezichten van de obers, hun namen, de grappen die ze uithaalden en de gedeelde tranen. Lees ook: Jaber Baker Syrische journalist Jaber Baker: 'In de gevangenis voelde ik me vrijer dan daarbuiten' Interview 3 oktober 2022 De herinnering bracht vreugde, verdriet, verlangen, angst en een stille melancholie die op iedereen neerdaalde.

Een zachte, melodieuze soefi-strofe verbrak de stilte: ‘Begin te praten over mijn geliefde, hoewel ik weet dat dat me wordt kwalijk genomen.’ Spontaan begon ik mee te zingen, met dank aan de alcohol. De groep viel stil en mijn stem werd sterker en luider, alsof ik alleen op een podium stond. Ik keek om en zag mijn buurman, de schrijver, vechten tegen zijn tranen. Ik vroeg of ik moest stoppen, maar Y.S. gebaarde door te gaan. Ieder van ons dacht aan een land waar wapens ons verdreven. Na zoveel jaren van toevlucht, hebben we onszelf ervan overtuigd dat we uit vrije wil ontsnapten. Dat we de vuurzee van die steden zijn ontvlucht. Maar hun vlammen branden nog in ons. Elke dag.

Meer columns