Toen de 26-jarige straatverkoper Mohammed Bouazizi zich op 17 december 2010 in brand stak uit woede over het in beslag nemen van zijn koopwaar omdat hij geen verkoopvergunning had, gebeurde er iets wat niemand voor mogelijk had gehouden. De Tunesiërs gingen massaal de straat op. Ze protesteerden tegen de bureaucratie en vriendjespolitiek, tegen de vergaande corruptie en het opsluiten van politieke activisten. Die protesten, waarbij meer dan tweehonderd doden vielen, leidden een maand later tot het aftreden van dictator Ben Ali.
De Tunesische revolutie was de eerste in de reeks revoluties en opstanden in Arabische landen, de zogenoemde ‘Arabische Lente’. Het was het enige land waar de machtswisselingen op een ‘succes’ uitdraaiden. Hier bracht de revolutie geen grote politieke instabiliteit, zoals in Egypte, of bloedige burgeroorlogen zoals in Libië, Jemen en Syrië. In Tunesië kwam een democratisch gekozen regering aan de macht, en in 2014 kwam er zelfs een nieuwe seculiere grondwet waarmee vrouwen gelijke rechten kregen.
Tien jaar na dato is de wind opnieuw gedraaid. Tunesiërs zijn diep teleurgesteld over hun revolutie. Die gaf ze weliswaar politieke vrijheid, maar niet de gehoopte economische welvaart, terwijl dat juist de voornaamste drijfveer was voor de revolutie. Onder Ben Ali groeide de economie jaarlijks met 2 procent. Na de revolutie ging het aanvankelijk goed met Tunesië, met groeicijfers van zo’n 3,5 procent. Dat veranderde in 2015, toen het land een economische terugslag kreeg – een gevolg van twee bloedige terreuraanvallen door Tunesische terroristen, waarbij in totaal zestig toeristen werden gedood. Ook in de jaren die volgden kwam de economische voorspoed niet terug; in 2019 was de groei 1,5 procent. De grootste klap kwam vorig jaar door de corona-uitbraak, al zijn exacte cijfers hierover nog niet bekend.
Het aantal armen is sinds de revolutie toegenomen. Onderzoek van Tunisia Economic Outlook zegt dat vóór de revolutie een vijfde van de bevolking onder de armoedegrens leefde. In de eerste jaren van de revolutie nam het aantal armen af, maar in 2016 kwam het aantal armen door de prijsstijgingen weer op hetzelfde niveau als onder Ben Ali. Door corona is de armoede onder de bevolking nog veel groter geworden.
‘Sinds 2011 is er geen stabiele regering in Tunesië geweest. De politici maken alleen maar ruzie’
Sinds Mohammed Bouazizi zichzelf in brand stak is het aantal publieke zelfverbrandingen onder jongeren fors toegenomen. Maar een dergelijke wanhoopsdaad is allang geen nieuws meer. Volgens een onderzoek van de Tunis-universiteit El Manar staken 104 jongeren zichzelf in 2016 in brand. De meesten van hen waren werkloos en hadden mentale problemen. Het aantal zelfdodingen door verbranding zou na de revolutie zijn verdriedubbeld.
Een ander groot probleem waar de autoriteiten geen antwoord op hebben, is de toenemende radicalisering van jonge moslims. Tunesië was de grootste buitenlandse leverancier van IS-strijders, en diverse aanslagen in Frankrijk en Duitsland werden gepleegd door Tunesiërs.
De chaos zat
‘De Tunesiërs zijn de chaos zat’, zegt de Tunesisch-Italiaanse socioloog en exportmanager Mohamed Ferjani (36), die regelmatig voor zaken naar Tunesië reist. ‘De politici maken alleen maar ruzie en komen hun beloftes niet na om het land economisch te hervormen. Sinds de revolutie is er geen stabiele regering geweest. Je hoort nu mensen roepen dat ze het onder Ben Ali beter hadden. Ze bedoelen natuurlijk dat het economisch beter ging. Ze zijn vergeten hoe het regime met hen omging. Vroeger durfde niemand zijn mond open te doen. Wie het regime bekritiseerde, belandde in de gevangenis. Nu is hier alles bespreekbaar en je kunt op iedereen kritiek hebben, het is zoveel vrijer geworden.’
Ferjani, zoon van een politiek vluchteling, kwam op zijn 15e naar Rome. Zijn vader was lid van de vakbond en maakte in het geheim deel uit van de verboden islamitische Ennahda-partij. Zoals zoveel andere Tunesiërs droomde hij van vrijheid, en van Europa. Op een vakbondsreis naar Rome zag hij zijn kans schoon en vroeg op het vliegveld direct asiel aan. Destijds was Tunesië een dictatuur en was het voor een Tunesiër mogelijk om in het Westen asiel te krijgen. Sinds het land een democratie is geworden, is het verkrijgen van asiel een stuk lastiger.
Tegenwoordig vluchten Tunesiërs hun land niet meer uit vanwege politieke repressie of mensenrechtenschendingen, zoals de familie Ferjani. En toch is de ambitie om naar Europa te gaan alleen maar groter geworden. De meeste jonge mannen uit de arme regio’s van Tunesië willen weg. En wie de mogelijkheid ziet, doet dat ook, vertelt Ferjani. In het arme binnenland van Tunesië – waar fruitverkoper Bouazizi vandaan kwam – zijn de werkloosheid en uitzichtloosheid nog groter dan tien jaar geleden.
‘Een nieuw fenomeen zijn de luxe kleine boten waar Tunesiërs mee naar Sicilië varen. Een verzorgde reis kost rond de tweeduizend euro’
Ook in de toeristische kuststreken is steeds minder werk, omdat toeristen wegblijven. Zo werd de sector in 2015 hard getroffen door een serie aanslagen van jonge Tunesische moslimextremisten waarbij in totaal 72 mensen werden gedood, van wie de meerderheid Britten. Toen de grenzen afgelopen jaar dichtgingen vanwege corona kreeg het toerisme de genadeslag. Tunesische jongeren dromen massaal over een toekomst in Europa – daar is veel werk en gaat alles gemakkelijk, denken ze.
Jongeren uit de middenklasse reizen meestal gewoon met het vliegtuig naar Europa. Zij krijgen een visum voor werk of studie. Of ze gaan op een toeristenvisum naar Europa, en duiken daarna onder in de illegaliteit. Wie geen geld of contacten heeft om een visum te krijgen, is aangewezen op de gevaarlijke Middellandse Zee-route. Ook slagen Tunesiërs er steeds vaker in om illegaal Italië binnen te komen. Van januari tot november 2020 kwamen bijna 30 duizend bootmigranten naar Italië. Van hen had 40 procent de Tunesische nationaliteit; vier keer zoveel als in dezelfde periode in 2019.
De migranten vertrekken uit Sfax, Biserta, Monastir of Zarzis. Hier komen ze in contact met de smokkelaars die de reizen regelen. Voor vijfhonderd euro kopen ze een plek op een grote boot met zo’n honderd passagiers met bestemming Lampedusa, een Italiaans eiland nog geen 120 kilometer van de Tunesische kust. Een nieuw fenomeen zijn de luxe kleine boten waar Tunesiërs mee naar Sicilië varen. Die boten worden door zo’n zes of zeven mensen gezamenlijk gekocht. Een ingehuurde stuurman zorgt voor een veilige overtocht, en eenmaal op Sicilië aangekomen krijgen de passagiers onderdak en hulp bij het doorreizen. Een verzorgde reis kost rond de tweeduizend euro.
Het groeiende aantal Tunesiërs is al maanden voer voor discussie in Italië. Tot blijdschap van zijn aanhangers slaagde de populaire Lega-leider en minister van Binnenlandse Zaken Matteo Salvini er in 2019 in om de illegale migratie vrijwel geheel te stoppen. Sinds de nieuwe minister Luciana Lamorgese aan het roer staat, is het aantal weer verdrievoudigd. Al zijn de cijfers nog lang niet op het niveau van 2016 en 2017, toen respectievelijk 181 duizend en 119 duizend mensen via zee illegaal naar Italië reisden.
Verblijf rekken
Toen op 29 oktober dit jaar de 21-jarige Tunesische moslimextremist Brahim Aouissaoui in Nice drie mensen doodstak, had Lamorgese nog veel meer uit te leggen. Het bleek dat Aouissaoui een maand daarvoor als bootmigrant naar Italië was gekomen. Na aankomst was hij slechts een week vastgehouden en daarna op straat gezet. Hij had vrijwel meteen naar Frankrijk kunnen doorreizen. De vraag was: hoe kon dat nu gebeuren?
Aouissaoui vertrekt op 20 september, samen met 22 andere Tunesiërs, in een kleine boot naar het eiland Lampedusa. Het opvangcentrum is zo vol dat de autoriteiten besluiten om de migranten per veerboot over te brengen naar het vasteland. Aouissaoui wordt geregistreerd en er worden vingerafdrukken afgenomen. Daarna krijgt hij een papier van het Rode Kruis, met de eis om binnen zeven dagen het land te verlaten.
‘Veel jongeren willen weg maar hebben geen plannen om altijd in Europa te blijven’
Aouissaoui vroeg geen asiel aan. Sinds de revolutie wordt Tunesië als een democratisch land beschouwd waar mensenrechten worden gewaarborgd. Toch kunnen Tunesiërs een asielaanvraag indienen. ‘De helft van alle Tunesische nieuwkomers doet dat ook’, zegt Stefano Torelli (38), Noord-Afrika-expert bij het European Asylum Support Office (EASO). ‘Ze weten dat ze kansloos zijn, maar willen hun verblijf rekken. Gedurende de tijd dat hun aanvraag wordt afgehandeld, krijgen ze een voorlopige verblijfsvergunning van drie maanden, een halfjaar of langer. Daarna moeten ze vertrekken. De meesten duiken dan alsnog de illegaliteit in.’
De meeste Tunesische bootmigranten reizen meteen door naar Frankrijk, waar ze vaak familie en vrienden hebben. Ze nemen op Sicilië de trein naar Rome en reizen meteen door naar de Italiaanse grensplaats Ventimiglia, op de grens met Frankrijk. Op het station ontmoeten migranten hun smokkelaars die hen voor driehonderd euro de grens over smokkelen, vaak in gestolen auto’s. Anderen verstoppen zich in de trein naar het Franse stadje Garavan. Iedere dag jagen de Fransen vijftig illegale Tunesiërs terug naar Italië. En die proberen het dan gewoon nog een keer.
‘Bijna iedereen wil naar Frankrijk’, zegt Hassan, een Tunesische dertiger die bij het station Termini in Rome om geld bedelt. ‘Tunesiërs spreken Frans en kunnen daar gemakkelijker werk vinden.’ Toen hij pas in Italië was, wilde hij ook naar Frankrijk doorreizen. Bij de grens werd hij opgepakt en teruggestuurd naar Italië. Hassan heeft psychische problemen en woont al drie jaar op straat. Ik slaap daar, zegt hij, wijzend op een deken die op een bankje ligt opgerold. ‘Ik ken in Frankrijk niemand waar ik naartoe kan gaan, dus kan ik net zo goed hier blijven. Ik mag al blij zijn dat ze me niet naar Tunesië terugsturen.’
Italiaanse vliegtuigen
De Italianen voeren ondertussen de politieke druk op en eisen dat Tunesië zijn verplichtingen nakomt en zijn grenzen beter controleert. Met het land bestaat al twintig jaar een overeenkomst, waarbij de Tunesiërs beloven om met hulp van Italiaanse vliegtuigen, boten en geld naar mensensmokkelaars te speuren. Maar vanwege de veelomvattende corruptie, vooral bij lokale overheden, gaat dat opsporen niet zo hard.
‘Het kost heel veel geld en materieel om de grenzen goed te bewaken’, zegt Noord-Afrika-expert Stefano Torelli. ‘Misschien zou de Europese Unie beter kunnen nadenken over manieren om de Tunesische economie weer aan te sturen. Het zou een optie zijn om een quotum in te voeren voor legale arbeidsmigranten. Veel jongeren willen weg maar hebben geen plannen om altijd in Europa te blijven. Zij willen daar gewoon een tijdje werken en dan terugkeren naar huis. Met het geld dat ze naar familie sturen, stimuleren ze de Tunesische economie.’
Voorlopig hebben de Italianen daar geen oren naar. Minister Lamorgese is vast van plan om zo veel mogelijk illegale Tunesiërs naar huis te sturen. Die moeten geen kans krijgen om in de illegaliteit te verdwijnen, maar na aankomst meteen worden vastgezet, zegt ze. Ze heeft van de Tunesische overheid toestemming gekregen om het aantal vluchten op te schroeven van twee naar vier per week. In totaal gaat het om zo’n zeshonderd Tunesische repatrianten per maand. Ook wil ze flink vaart zetten achter het versnellen van de procedures. Tunesiërs mogen voortaan niet langer dan negentig dagen in uitzetcentra verblijven – dat was 180 dagen.
Het is de vraag of jonge Tunesiërs die naar Europa willen, zich laten afschrikken door de strengere maatregelen in Italië. ‘Wishful thinking’, zegt socioloog Ferjani. Jongeren hebben hun hoop verloren en hopen dat het elders beter gaat. Ze zullen alles proberen om hun doel te bereiken. Worden ze teruggestuurd? Ach, dan proberen ze het gewoon nog een keer, en nog een keer. ‘Net zo lang tot het lukt.’