‘Of ik er niet voor kon zorgen dat die stroom post ophield, vroeg de bewaker. Mooi niet’

Albert Woodfox en Robert King groeiden op in het gesegregeerde Louisiana. Ze werden begin jaren zeventig veroordeeld voor de moorden op onder meer een witte gevangenisbewaker in Louisiana, maar hebben altijd gezegd onschuldig te zijn. In 2015 kwam Amnesty in actie. ‘Ik weet zeker dat de bewakers zich dankzij die internationale belangstelling koest hielden. Ik werd minder ruw behandeld.’

Albert Woodfox
© Marcel van der Vlugt

 

Ruim twee miljoen Amerikanen zitten achter tralies: procentueel waarschijnlijk het grootste aantal ter wereld. ‘De meerderheid is politieke gevangene’, is de overtuiging van Albert Woodfox. ‘Ze zijn opgepakt en veroordeeld door een politiek systeem waarvan vooral Afro-Amerikanen en armen het slachtoffer zijn. De moraal van de United States of America faalt’, zegt Woodfox. De 71-jarige reist samen met Robert King (76) de wereld over om te pleiten voor de vrijheid van Amerika’s ‘politieke gevangenen’, zoals het duo ze noemt. In december waren ze op uitnodiging van Amnesty in Nederland.

De twee strijden niet voor gevangenen die politiek zijn vervolgd, maar die het slachtoffer zijn van een samenleving die racisme in zijn genen lijkt te hebben en waarin zwarten altijd al vaker gearresteerd, zwaarder bestraft en langer opgesloten werden dan witten. De Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties kwam na de demonstraties van ‘white supremacists’ en neonazi’s in Charlottesville in augustus 2017 in het geweer. Rassenhaat, Afrophobia en racistisch geweld steken overal in Amerika de kop weer op, zei de Raad. ‘We zijn diep bezorgd over de groeiende aanhang van georganiseerde haatgroepen’, schreven ze. De Amerikaanse overheid zou veel steviger moeten ingrijpen.

Het verhaal van Woodfox en King lijkt zó uit de literatuur over de Amerikaanse sociale geschiedenis te zijn gelicht

Woodfox en King weten niet beter. Vriendelijk en met een zangerig zuidelijk accent vertellen ze hun verhaal. Het lijkt zó uit de literatuur over de Amerikaanse sociale geschiedenis te zijn gelicht. Ze groeiden op in de jaren vijftig van de vorige eeuw in de zuidelijke staat Louisiana. De ‘wetten van Jim Crow’ golden destijds: die dwongen de scheiding van zwarte en witte Amerikanen in publieke instellingen af. ‘Jim Crow’ was een karikatuur van een zwarte slaaf, een onderdanig, hompelend wezen, gespeeld door een populaire blanke acteur in theatershows.

Robert King: ‘We gingen liever dood dan dat we ons lieten breken.’
© Marcel van der Vlugt
Robert King: ‘We gingen liever dood dan dat we ons lieten breken.’

De Amerikaanse Grondwet stond geen discriminatie toe op basis van huidskleur of ras, maar het Federale Hooggerechtshof in Washington D.C. stond de segregatie toe onder de noemer ‘gescheiden maar gelijk’: de staten moesten zorgen voor dezelfde faciliteiten voor beide groepen. Scholen, treinen, bussen, openbare toiletten, drinkwaterfonteinen en ook bankleningen en woningen: het was er voor zwarte Amerikanen allemaal net zo goed als voor witte, maar in de regel van (veel) mindere kwaliteit en meestal ondergefinancierd. Bij het begin van de burgerrechtenbeweging eind jaren vijftig werden de wetten voor het eerst serieus ter discussie gesteld, maar ze hielden stand tot in 1965, vooral in de zuidelijke staten.

Filmische wending

Tot ver in de jaren zestig leefde de overgrote meerderheid van Amerikaanse zwarten in getto’s’, vertelt Woodfox. ‘Wij waren tieners. Onze mensen waren werkloos, of als we werk hadden kregen we veel minder betaald dan witten.’ Ze gleden al jong de misdaad in, stalen auto’s, pleegden kleine roofovervallen. ‘Ik stal ook eten’, zegt Woodfox. Hij had zes broertjes en zusjes en een alleenstaande moeder die niet kon lezen of schrijven.

Op zijn 18de nam het leven van Woodfox een filmische wending. Hij stond op het punt te worden veroordeeld tot vijftig jaar gevangenisstraf voor een overval. Maar een maat had een pistool de rechtszaal binnengesmokkeld. Dat gebruikte Woodfox om te ontsnappen. Zijn vlucht eindigde tweeduizend kilometer verderop in de wijk Harlem in New York.

‘Ik had destijds nul politiek bewustzijn. Ik was gewoon een kleine crimineel’, zegt hij. In die tijd woonde hij een bijeenkomst bij van de Black Panther Party. ‘Tot die tijd kende ik alleen zwarte mensen in New Orleans en die straalden altijd iets angstigs uit. De Black Panthers waren de eerste zwarte mensen bij wie ik dat niet rook. Ze waren trots, zelfbewust en weerbaar.’

Gratis ontbijten

Het was 1969. Drie jaar eerder was de Black Panther Party for Self-Defence opgericht door militanten die niet meer geloofden in de geweldloosheid die Martin Luther King predikte. Ze bewonderden het ‘radicale socialisme’ van Stalin, Mao en Kim Il-sung van Noord-Korea. Enerzijds organiseerden ze gemeenschapsprogramma’s in arme buurten, zoals gratis ontbijten voor schoolkinderen en gezondheidsvoorlichting. Anderzijds schroomden ze niet om politiegeweld tegen zwarten met geweld te beantwoorden. Een aantal leden was betrokken bij moord en grof geweld. In 1969 was de partij op zijn hoogtepunt met vijfduizend leden. Dat jaar verklaarde FBI-directeur J. Edgar Hoover de Panthers tot de ‘grootste bedreiging voor Amerika’s nationale veiligheid’.

Een week na zijn eerste kennismaking met de Panthers werd Woodfox weer gearresteerd, weer voor een roofoverval. Hij werd afgeleverd bij de Louisiana State Penitentiary, de grootste maximum security-gevangenis in de VS, beter bekend als ‘Angola’, naar de herkomst van de slaven op de plantage die daar ooit stond.

De Angola-gevangenis werd door advocatenorganisaties ‘middeleeuws’ genoemd. Elke week viel er ten minste een dode of een zwaargewonde

Het was 1971. De Jim Crow-wetten waren officieel afgeschaft, maar niet één van de bewakers in Angola was zwart. 80 procent van de gevangenen was dat wel. Angola werd door advocatenorganisaties ‘middeleeuws’ genoemd. Elke week viel er ten minste een dode of een zwaargewonde. Woodfox was de sterke, trotse Panthers in New York niet vergeten: hij en medegevangene Herman Wallace wisten in de gevangenis een afdeling van de partij van de grond te krijgen en volgden het Panther-model voor zelfverdediging. Ze kregen versterking van medegevangene Robert King en organiseerden protesten, hongerstakingen en werkweigeringen in de gevangeniskeukens en -werkplaatsen, tegen racisme, corruptie en geweld.

‘We probeerden ook jonge mannen weerbaar te maken tegen de “roofdieren” in Angola die seksslaven van ze maakten. Sommigen werden verkracht tot de dood erop volgde. De bewakers wisten het, maar lieten zich afkopen’, zegt Robert King.

Woodfox en King zaten 23 uur per dag in eenzame opsluiting

In 1972 werd de jonge, witte bewaker Brent Miller met 38 messteken om het leven gebracht. ‘Ik had hem nooit gezien, had nooit met hem gesproken. Op het moment van de moord zat ik aan mijn ontbijt in de eetzaal’, vertelt Woodfox. Hij en Herman Wallace werden niettemin beschuldigd van de moord en Robert King van een andere moord, op een medegevangene. Iedereen wist dat dat vanwege hun lidmaatschap van de Panthers was, de destijds meest gevreesde militante beweging in de VS. Hún getuigen werden niet gehoord, die van de aanklager wel. De drie mannen tekenden beroep aan, maar verdwenen in isoleercellen. Decennialang.

Albert Woodfox (boven) en Robert King
© Marcel van der Vlugt
Albert Woodfox (boven) en Robert King

‘We gingen liever dood dan dat we ons lieten breken’, zegt King. Ze vochten voor toegang tot boeken, kranten en tv. Drieëntwintig uur per dag zaten ze in eenzame opsluiting in hun cel, maar ze konden wel met andere gevangenen spreken. ‘Dát had Angola gelukkig wel: tralies voor de deur en geen metalen plaat, zoals in zoveel andere gevangenissen’, zegt Woodfox. ‘Door die tralies keken we uit op de binnenplaats waar gevangenen een uur per dag rondjes mochten lopen, langs de andere gevangenen.’ Die uurtjes besteedden de drie aan het geven van reken- en taallessen en lesjes politiek aan hun medegevangenen.

In 1982 viel de Black Panther Party uiteen. Díé politieke steun in de rug waren ze kwijt. Maar ze verdiepten zich in het rechtssysteem en voerden hun eigen verdediging tijdens beroepsprocedures. Langzaam kwam er in Louisiana een hulpgroep van de grond, die zich uiteindelijk ontwikkelde tot de International Coalition to Free the Angola Three.

Eredoctoraat

Robert King kwam vervroegd vrij in 2001, na 31 jaar gevangenschap, waarvan 29 in eenzame opsluiting. Zijn oorspronkelijke veroordeling was ongeldig verklaard. Hij ging in Austin, Texas, wonen, bij wat er over was van zijn familie. Hij ging door met actievoeren, tegen eenzame opsluiting en voor de vrijlating van Wallace en Woodfox. Hij vond gehoor: King reisde de wereld over om lezingen te geven, onder meer voor parlementen in Europese landen, Zuid-Afrika en Brazilië, en hij publiceerde in 2008 zijn autobiografie, From the Bottom of the Heap. In 2012 ontving hij een eredoctoraat in de rechten van de Anglia Ruskin University in Cambridge.

‘Ik weet zeker dat de bewakers zich dankzij die internationale belangstelling voor mijn lot koest hielden’

‘En ik maak snoep’, zegt hij. ‘Naar oud-Louisiaans recept. Ik had in eenzame opsluiting alle tijd van de wereld om het recept te perfectioneren. Ik gebruikte colablikjes, die ik verwarmde op vuurtjes van wc-papier. Ik liet dat snoep altijd weggeven aan de arme donders in de dodencellen. Toen ik vrijkwam ben ik het professioneel gaan doen.’ Zijn pralines heten ‘Freelines’ en zijn te bestellen via internet.

Herman Wallace kwam in 2013 vrij, na pakweg vier decennia. Hij heeft nooit zijn onschuld kunnen bewijzen, wel kwam er een ongeldigverklaring van zijn veroordeling, omdat er geen vrouwen in zijn jury hadden gezeten. Dat is verplicht volgens de Grondwet.

‘Hij was heel ziek toen ze hem eindelijk lieten gaan. Drie dagen na zijn vrijlating overleed hij aan leverkanker’, vertelt King.

Karrenvrachten brieven

Voor de laatste van de drie, Albert Woodfox, kwamen Nederlanders nog massaal in actie tijdens Amnesty’s Schrijfmarathon van 2015. ‘Ik ontving karrenvrachten brieven en kaarten. De bewakers klaagden over alle extra werk en of ik er niet voor kon zorgen dat de stroom post ophield. Mooi niet. Het was een enorme oppepper dat zoveel mensen aan me dachten en ik weet zeker dat de bewakers zich dankzij die internationale belangstelling koest hielden. Ik werd minder ruw behandeld’.

Albert Woodfox: ‘Ik ontving karrenvrachten brieven en kaarten.'
© Marcel van der Vlugt
Albert Woodfox: ‘Ik ontving karrenvrachten brieven en kaarten.’

Ook Woodfox kreeg geen kans om zijn onschuld te bewijzen. Hij tekende een ‘no-contest plea’ met de aanklager: in ruil voor zijn verklaring schuldig te zijn aan andere, kleinere feiten lieten ze hem gaan. ‘Ik dacht aan mijn leeftijd en gezondheid’, zegt hij. Hij verliet de gevangenis in 2016 met hepatitis C en suikerziekte.

Angola Three-supportteam

Buiten wachtten Robert King, die het Angola Three-supportteam vijftien jaar lang overeind had gehouden, en Woodfox’ dochter, kleinkinderen en achterkleinkinderen.

‘Alles wat ik deed was nieuw. Mensen ontmoeten, gaan en staan waar ik wilde.’ Hij kreeg een bescheiden bedrag als genoegdoening van de staat en kocht daar een huis van. Dit jaar verschijnt zijn autobiografie: Solitary.

‘Ze hebben ons er níét onder gekregen’, zegt King. ‘De meeste mannen in eenzame opsluiting breken op een zeker moment. Ze weten niet meer wie of wat ze ooit waren, raken geïnstitutionaliseerd. Onze partijdiscipline heeft ons erdoorheen getrokken.’

Woodfox vond het moeilijk om Donald Trump als openlijke racist in het Witte Huis te zien. ‘Hijzelf gaat wel weer weg, maar de rassenpolitiek voorlopig niet.’ King knikt. ‘Je kunt als zwarte man nog steeds op elk moment aangehouden en onschuldig veroordeeld worden. Ik vecht nu al mijn hele leven tegen systematische discriminatie. Maar uit dat gevecht put ik wel enorme kracht en moed.’

Biografie

Uitklappen

Albert Woodfox (1947, New Orleans, Louisiana)
Burgerrechtenactivist

Woodfox ontsnapte op zijn 18de tijdens zijn rechtszaak wegens een roofoverval; vluchtte naar New York en ontmoette daar de Black Panthers. Werd opnieuw opgepakt voor een roofoverval en vastgezet in Angola Prison. Werd tijdens zijn gevangenschap veroordeeld voor de moord op een gevangenisbewaker.

 

Robert Hillary King (1942, Gonzales, Louisana)
Burgerrechtenactivist en snoepfabrikant

King groeide op in armoede en raakte al jong in aanraking met justitie. Belandde in Angola, de zwaarst beveiligde gevangenis in de VS. Werd tijdens zijn gevangenschap veroordeeld voor de moord op een medegevangene.

 

Lees ook