Triomfalisme – column van Arnon Grunberg
Ten minste sinds de Tweede Wereldoorlog is het triomfantelijke gebruik van het woord christendom verboden, zo schreef de voorzitter van de Evangelische Kerk in Duitsland, een overkoepelende organisatie van protestantse kerken in Duitsland, in een artikel in de Frankfurter Allgemeine.
Het gaat mij om het woord ‘triomfantelijk’. De verandering die het Westen, met name Europa, in de afgelopen decennia heeft meegemaakt laat zich zo samenvatten: van schaamte en nederigheid naar triomfalisme. Dat uit zich bijvoorbeeld in de populaire gedachte dat de westerse cultuur de superieure cultuur zou zijn, maar ook in de opmars van de burger die zijn rechten kent en meent dat plichten iets voor de mindere goden zijn.
De weg naar het triomfalisme is niet zonder gevaren. Als ik mij iets herinner van mijn lessen Oudgrieks, behalve dan de vervoeging van het lidwoord, is het wel dat de Goden niets zo erg vinden als menselijke overmoed, hybris.
Het secularisme is een begrijpelijke en vermoedelijk terechte opstand tegen de gedachte, populair onder bijvoorbeeld gereformeerden, dat de mens zondig is, wat hij ook doet. Hooguit kan de omvang van de zonde worden beperkt.
De destructieve kracht van het schuldgevoel dat diep in het christendom zit, en vermoedelijk ook in het jodendom en andere religies, kan nauwelijks worden onderschat. Het lijden dat dit schuld-gevoel heeft veroorzaakt is gigantisch. Dat men zich daarvan wilde bevrijden is begrijpelijk.
Wie wil niet als een overwinnaar door de straten stappen?
Maar in praktijk kwam de bevrijding van de zonde al snel uit op een vulgarisering van de bevrijding. Zoals elke revolutie een contrarevolutie veroorzaakt, zo roept ook elke bevrijding een tegenovergestelde beweging op.
De zonde verdween niet werkelijk, hij dook op als het kwaad dat in de ander werd gezocht. Alleen onze eigen zonde was verdwenen, de ander bleef zo zondig als altijd.
De schaamte over de Europese schanddaden van de twintigste eeuw verbleekte in sommige kringen snel, voor zover in die kringen dergelijke schaamte ooit had bestaan, en verwerd tot het al eerdergenoemde triomfalisme.
Het nieuwe nationalisme is niets anders dan een neveneffect van het triomfalisme, dat de effecten van een drug heeft. Wie wil niet als een overwinnaar door de straten stappen? En wat het helemaal aantrekkelijk maakt, is dat je er niets voor hebt hoeven te doen.
Het triomfalisme is een geboorterecht. Sommige mensen hebben er recht op, andere niet. Wat niet wegneemt dat dit geboorterecht wankel is. Er wordt ons gezegd dat wij de besten en de sterksten zijn, tegelijkertijd is de vrees groot door de competitie te worden ingehaald.
De bevrijding van het schuldgevoel zou niet moeten tot leiden tot verslaving aan triomfalisme, al was het maar omdat wij weten hoe destructief overmoed is.
De menselijke feilbaarheid accepteren, de onvolmaaktheid weemoedig omarmen, dat zijn medicijnen tegen de triomfantelijkheid die mensen zo lelijk maakt.